Chantal van den Bossche
De viermaandendip.
Die term kom ik al jaren tegen op diverse borstvoedingsfora en -lijsten. En tot voor kort wist ik niet wat het was. Maar ik heb nu een echte borstbaby met een echte viermaandendip. En diep in mijn hart ben ik er heel blij mee.
Daniel, onze eerste, was een megababy met een fenomenale eetlust. Hij groeide met een kilo, anderhalve kilo per maand. Door zijn flinke eetlust had ik dan ook een monsterproductie en een bijbehorende cup F vanwege de voortdurend aanhoudende stuwing. Zijn voedingen duurden gemiddeld een uur. Het resultaat: Daniel woog met vijf maanden net geen tien kilo en zag er vanuit de verte, mede ook dankzij zijn flinke bos haar, uit als een dreumes.
Hij groeide en bloeide op mijn melk. Al bleek niet iedereen dat gevoel te delen. Omstanders meenden er goed aan te doen mij te wijzen op het feit dat hij wel heel dik was en het consultatiebureau liet het niet na mij te wijzen op zijn omvang. Ook werd er op het bureau geschermd met allerlei verhalen over veel te dikke peuters en kleuters. Inmiddels kwam het stoom al uit mijn oren als ik alleen maar dácht dat iemand iets wilde zeggen over Daniels gewicht.
Mijn ervaring leek wel geheel tegengesteld aan de meeste verhalen die ik las op het borstvoedingsforum. Daar las ik juist dat lichtere borstvoedingsbaby’s de biologische norm waren. Zelfs de zogeheten borstvoedingscurve hielp mij niet verder. Daniel zat met een half jaar maar liefst een kilo boven het zogeheten honderdste percentiel. Hij was een uitermate tevreden baby met een goede eetlust maar met weinig interesse in gymnastiek. Omrollen, zitten en lopen deed hij pas op respectievelijk 7, 12 en 22 maanden. Ik werd er als moeder maar knap onzeker van.
Maar wat ik het ergste vond was dat ik mijn ventje nooit eens lekker in mijn armen kon houden. Al een paar weken na de bevalling begon zijn gewicht mij parten te spelen. Mijn polsen raakten ontstoken en voeden ging alleen op een speciaal daarvoor gecreëerde plek in huis, ondersteund door veel kussens. Jaloers was ik op al die moeders die vrij en blij met hun baby de deur uit konden gaan, die koffiedrinkend en telefonerend op een klapstoeltje hun kind zaten te voeden. Nog verdrietiger werd ik als ik al die moeders op straat zag met hun kind in de draagzak. Toen Daniel eindelijk zijn hoofd recht kon houden sneden de banden van de draagzak al diep in mijn schouders.
Estella is nu vijf maanden. En wat is het heerlijk om nu een ‘gemiddelde borstbaby’ te hebben. Ze volgt haar eigen ‘lijntje’ en drinkt iedere paar uur een paar slokken; aan tafel, op de bank, in bed en in de speeltuin. Ze past in iedere draagzak en ligt zelfs nog gerieflijk in de sling en in de reiswieg. En ik geniet van dat warme lijfje tegen me aan. Maar tegelijkertijd voel ik me verdrietig omdat ik dat niet aan Daniel heb kunnen geven. Gelukkig weet ik nu dat megaborstvoedingsbaby’s gewoon kunnen uitgroeien tot slanke haast magere peuters waar je heerlijk mee kan stoeien. En dat is een hele geruststelling.