Chantal van den Bossche
Estella is nu dertien weken en het einde van mijn zwangerschapsverlof nadert met rasse schreden. De afgelopen weken hebben we rustig de tijd genomen om onze kleine meid te laten wennen op het kinderdagverblijf. Net zoals twee jaar geleden hoor ik weer overal om me heen de vraag: “En? Ben je al aan het afbouwen?” In tegenstelling tot toen, reageer ik nu met de nodige verbazin. “Afbouwen, hoezo zou ik dat nou doen?”
Toen Daniel drie maanden was en ik mij langzaam weer voorbereidde op een 36-urige werkweek buiten de deur, sloeg na die vraag altijd de twijfel toe. Wat deed ik mijn kind aan? Daniel dronk nog volop op verzoek dat gaat lastig worden op de crèche. En zou het me dan wel lukken met dat kolven? Wijdverspreid was immers het idee dat werken en borstvoeding geen gelukkige combinatie is. Ook vonden velen het nodig mij mee te delen dat mijn melkproductie schreeuwend achteruit zou hollen op het moment dat ik begon met werken. Kolven op het werk zou dan sowieso een nutteloze exercitie zijn. Dat het einde van het bevallingsverlof in Nederland meestal samenvalt met de beruchte regeldagen rond drie maanden werd daarbij voor het gemak even vergeten. Maar dat wist Ãk toen nog niet. En daarbij, waren langvoedsters niet allemaal van die thuisblijfmoeders die op hun geitenwollen sokken door het huis schuifelden? Nee, als verse moeder kon ik me zo tegen het eind van mijn verlof nog niet voorstellen dat kolven op den duur een gewoon deel van mijn dagelijkse routine zou worden.
Mijn eerste werkdag ging ik vol goede moed naar het speciaal gereserveerde kamertje. Vrij Nederland en HP/De Tijd onder mijn ene arm. Het kolftasje mét handkolf onder mijn andere. Het kolven werd mijn uitje twee keer per dag. Het bleek de ideale manier om te ontsnappen aan de hectiek van de nieuwsredactie waar ik werkte. Daar in dat kleine kamertje kwam ik tot rust. Geen telefoon, geen binnenkomende mails, geen spannend nieuws uit Den Haag. Alleen ik en mijn toeschietreflex. En mijn gedachten aan Daniel. Ik vond het heerlijk om weer te werken, maar ik vond het ook heerlijk om twee keer per dag ongegeneerd aan mijn kleine ventje te kunnen denken. Na een paar weken kwamen de vragen van collega‘s. Wat deed ik toch twee keer per dag daar bij personeelszaken? Was dat nou echt wel nodig? Hoe lang dacht ik nog het vol te houden?
Lang, wist ik toen al. Het kolven kostte me weinig moeite. Ik wist waarvoor ik het deed en kunstvoeding was voor ons gewoon geen optie. Doordat ik met het kolven mijn productie in stand hield, kon ik juist als werkende moeder de intimiteit van de ochtend- en avondvoeding behouden. De fles zou ik, ook ‘s avonds, uit handen hebben kunnen geven, maar de borst niet. De voedingen waren mijn moment samen met mijn kind. Dát was de voornaamste reden dat ik het kolven op mijn werk meer dan een jaar met plezier gedaan heb. En zo combineerde ik met het kolven mijn vrijheid hield én lang borstvoeding geven.
Daniel was negen maanden toen we met de hele afdeling Sinterklaas vierden. Mijn kolfrecht liep ten einde, maar inmiddels was mijn dagelijkse gang naar het personeelskamertje zo ingeburgerd dat niemand daar meer vragen over stelde. Als surprise kreeg ik dan ook een door een overijverige collega in elkaar gefabriceerde golftas compleet met grasmat en golfbal. Ik ben benieuwd wat Sinterklaas dit jaar voor mij in petto heeft?