Borst of fles? Elke aanstaande moeder krijgt deze vraag voorgeschoteld als een kwestie van vrije keuze. Het is aan haar te beslissen of en hoelang ze borstvoeding wil geven. Keuzevrijheid is een van de grote verworvenheden voor vrouwen van deze tijd. Toch?
Iedere moeder kent wel het gevoel dat ze haar borsten graag eens zou willen afleggen om even ‘los’ te zijn van haar kind. Want het is een feit dat borstvoeding niet alleen verbondenheid, maar ook gebondenheid met zich meebrengt. Hoe dol je ook bent op je kind, af en toe is de verantwoordelijkheid overweldigend. Flesvoeding kan in zo’n geval uitkomst bieden: het poeder vervangt de moeder. Bijvoorbeeld als ze weer gaat werken, of voor een flesje tussendoor zodat ze haar handen eens vrij heeft of een nacht kan doorslapen.
Tot zover geen probleem: de vrouw beslist. Maar soms raakt de vervanger zo ingeburgerd dat de vrouw ervoor moet vechten als ze kiest voor het origineel. Dit gebeurt onder andere met de vervangers voor de moederborst.
Een fopspeen is bijvoorbeeld zo’n handige borstvervanger. Het is tegenwoordig algemeen geaccepteerd een huilende baby te kalmeren met een speentje. De fopspeen behoort inmiddels meer tot het straatbeeld dan de baby aan de borst. Troosten aan de borst kan zelfs aanleiding geven tot commentaar (‘moet hij nu alwéér?!’). Vrouwen die hier gevoelig voor zijn ‘ en wie is dat niet? ‘ hebben dus niet meer echt een vrije keuze tussen origineel en surrogaat. De fopspeen heeft de borst als troostmiddel feitelijk overbodig gemaakt en een vrouw die tóch de voorkeur geeft aan de borst, mag daarop dan ook door Jan en alleman worden aangesproken.
Naast troost geeft de borst natuurlijk melk, maar ook daarvoor is een alternatief: flesvoeding. De overheid, zorgverleners en de media bewijzen volop lippendienst aan borstvoeding, maar benadrukken daarbij dat het een persoonlijke keuze is. Op elke ‘borstvoeding is het beste’ volgt steevast een ‘maar flesvoeding is een prima alternatief’. Dat klinkt onschuldiger dan het is. De onderliggende ‘ en waarschijnlijk onbedoelde ‘ boodschap is: u hebt een acceptabel alternatief, borstvoeding is niet nódig. En dat heeft consequenties voor de omstandigheden waarin vrouwen hun beslissing nemen.
‘Mijn kind moet nu eenmaal eten’ is niet meer voldoende reden om borstvoeding te geven. Borstvoeding geef je uit persoonlijke overwegingen, en dat geeft anderen het recht daar hun eigen gedachten tegenover te stellen. De beschikbaarheid van het ‘prima alternatief’ speelt daar zeker in mee.
Veel vrouwen moeten bijvoorbeeld vechten voor hun kolfrecht, omdat hun werkgever en collega’s gewoonweg niet inzien waar dat kolven voor nodig is. Artsen schrijven zonder nadenken medicijnen voor waarbij de borstvoeding moet worden gestaakt. Zelfs in de kraamtijd wordt vaak zonder enige medische noodzaak bijvoeding gegeven ‘ en vrouwen die dat weigeren, worden soms zelfs beschuldigd van fanatisme. Vriendinnen vragen zich hardop af ‘hoelang ze daar nog mee door wil gaan’, partners dringen aan op een vakantie zonder kind, grootouders zeuren wanneer het kind nu eindelijk kan komen logeren…
De houding van al deze mensen is doorslaggevend voor het welslagen van de borstvoeding. Maar hoe zouden zij tegen deze situaties aankijken als er géén alternatief was? Heeft een vrouw werkelijk een vrije keuze als er vanuit zo veel maatschappelijke hoeken druk op haar wordt uitgeoefend? Dezelfde mensen die haar onder druk zetten om borstvoeding te geven, zagen tegelijkertijd de poten onder haar stoel vandaan. Ze roepen om het hardst dat borstvoeding het beste is, maar als het op échte steun aankomt, schieten ze hopeloos te kort of werken ze de borstvoeding zelfs tegen. En als de vrouw het dan uiteindelijk opgeeft, mag zÃj het schuldgevoel dragen. Ze heeft er immers zelf voor gekozen?