Zachtjes wiegend zit de jonge vrouw met een baby in haar armen op de treden van de tempel. Om haar heen zijn de sporen van de verwoesting nog overal zichtbaar. De bedrijvigheid in het tentenkamp gaat langs haar heen terwijl ze met lege ogen voor zich uit staart. Ze denkt aan niets. Ze kan aan niets denken. De gedachte aan de vloedgolf die haar familie, haar huis, haar dorp en al haar bezittingen in één klap heeft weggevaagd, is te groot en te verschrikkelijk.
Haar zoontje is alles wat ze nu nog heeft. Ze heeft hem in de kolkende stroom zo strak tegen zich aan gehouden dat haar armen nu nog pijn doen. De vrouw drukt het jongetje dichter tegen zich aan en voelt dat hij wakker wordt. Gedachteloos trekt ze haar shirt omhoog om hem de borst aan te bieden. Het kindje zoekt met gesloten ogen de tepel en begint te drinken, tot hij plotseling loslaat en hysterisch begint te huilen. De vrouw reageert amper: ze heeft weer dezelfde holle blik in haar ogen en het lijkt of ze zich heel ergens anders bevindt.
Een vriendin uit een vorig leven haalt haar uit haar droomtoestand. ‘Hij wil de borst zeker niet? Je hebt vast geen melk meer! Kom mee.’ Ze trekt de jonge moeder mee naar een open plaats in het tentenkamp, waar mensen rond een vrachtwagen drommen. Tussen stapels dozen legt een blanke vrouw uit hoe je een fles zuigelingenvoeding moet klaarmaken. Ze laat zien hoe het water gekookt moet worden, hoe de flessen moeten worden uitgekookt, hoeveel poeder er in de fles gaat.
Ze kan de vrouw niet verstaan, maar haar vriendin legt uit dat ze haar baby maar beter flesvoeding kan geven. ‘Je hebt amper genoeg eten voor jezelf, laat staan voor je baby! Kijk eens hoeveel blikken poedermelk ze hebben meegebracht! Je laat je kind toch niet verhongeren?’ Ze laat zich naar voren duwen en weet twee blikken poedermelk te bemachtigen. De blanke vrouw drukt haar twee zuigflessen in de handen en wijst er al pratend op.
De vrouw loopt samen met haar vriendin terug naar haar tent, waar zij met haar zoontje op een matje gaat liggen. Ze zakken beiden weg in een diepe slaap. De vriendin maakt met bijeengesprokkeld hout een vuur aan, waar ze een grote pan water op zet. Enige tijd later komt ze binnen met een zuigfles gevuld met schuimende melk. Ze pakt het jongetje op en stopt de fles in zijn mond. Zijn moeder kijkt even op en draait zich weer om. De vrouw glimlacht naar de baby in haar armen en zingt een Singalees wiegenliedje.
Als de vrachtwagen wegrijdt, begint het te stortregenen. De regen klettert op de blikken poedermelk en de flessen water. Het vuur gaat uit.
De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Deze column laat ons zien hoe een ramp gevolgd wordt door een opeenstapeling van nieuwe rampen. Zeker voor die kinderen die het niet nodig hebben maar toch in de eerste maanden na de ramp gratis poedermelk uit de fles te drinken krijgen.
Lees meer over de internationale richtlijnen en de schadelijke gevolgen van de zo goed bedoelde donaties…
Lees ook
- Poedermelkdonaties, in één woord: rampzalig! van Stefan Kleintjes