Mijn kangoeroebaby

column-136.jpgSoms grap ik tegen Puck dat ze bij de verkeerde moeder is geboren. En dan stel ik me voor dat er ergens down-under een kangoeroemoeder zich al ruim een jaar verbaasd zit af te vragen waar haar kindje nou blijft.
Vanaf haar geboorte wilde Puck namelijk vrijwel nergens slapen: niet in haar wiegje, niet in het grote bed, niet in de box, niet in de reiswieg, niet op de bank… Er was maar één plekje waar ze zich prettig voelde en onmiddellijk in diepe slaap verzonk: lekker tegen mama’s lichaam in een doek. En nu, nu ze veertien maanden is, is dat nog steeds haar lievelingsplekje.

Gelukkig bleek ik over een groot aanpassingsvermogen te beschikken. En leerde ik allerlei ingewikkelde knooptechnieken om Puck in een meterslange draagdoek tegen mijn lijf te knopen. Vervolgens hupte ik als een volleerde kangoeroemoeder met kind van a naar b en at ik al wiebelend van teen naar hiel, met een slapend kind op mijn lijf gebonden, mijn meestal afgekoelde eten op.

Nu ik een buideldiertje had gebaard, bleken de gangbare opvoedboeken niet te voldoen. Wat had ik aan slaaptrainingen als mijn kind opgekruld tegen mijn lichaam meteen als een blok in slaap viel? Of aan ritme en regelmaat als het enige waar ze behoefte aan had het geluid van mijn regelmatige hartslag was? Of aan afbouwschema’s voor borstvoeding als ze niks anders in haar mond duldde dan een warme, zachte tepel?

Dus zocht ik internet af naar informatie over hoe kangoeroemoeders met hun jongen omgaan. Daar las ik dat het kangoeroejong vanaf zijn geboorte in de buidel zit en zich vastzuigt aan een van de vier tepels van zijn moeder. Op een dag steekt hij zijn koppie uit de buidel en eet hij zijn eerste hapjes gras als zijn moeder vooroverbuigt. En als hij groot genoeg is, klimt hij uit de buidel en gaat op ontdekkingstocht; maar zodra hij schrikt of moe wordt, kruipt hij de buidel weer in.

De kangoeroemoeder geeft haar baby niet alleen alle lichamelijke warmte en veiligheid die hij nodig heeft, ze peinst er bovendien niet over de borstvoeding af te bouwen. Als het jong zo groot is dat hij niet meer in de buidel past, mag hij nog steeds bij haar drinken. Zelfs als er een broertje of zusje komt, is de borstvoeding nog niet ten einde: de nieuwe baby kiest een andere tepel om uit te drinken en uit de ‘oude’ tepel blijft vettere melk voor het oudere jong stromen.

Zou een mensenbaby nou zoveel verschillen van een kangoeroebaby? Of zouden onze baby’s zich ook dag en nacht lekker tegen hun moeder aan moeten kunnen nestelen als ze daar behoefte aan hebben? En als ze de wereld beginnen te verkennen altijd weer even terug naar mama kunnen voor een slokje troost, bevestiging of bemoediging? Mijn Puck in ieder geval wel.

    \t

  • Deze column werd eerder geplaatst op 1 juli 2007

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen