Daar zat ik dan in het ziekenhuis, het AMC, met mijn dochter Lucia van bijna acht maanden. Hier wilde ik helemaal niet zijn met haar. Anderhalve week daarvoor trok het consultatiebureau aan de bel. De groeicurve boog af van de gemiddelde lijn naar min twee en in een week tijd was ze twintig gram afgevallen. Lucia ontwikkelde zich volgens hen niet goed genoeg, omdat ze nog niet kon kruipen. Dit in combinatie met een lichte hartruis was reden voor grote consternatie. Ik moest op gesprek bij de huisarts, die hetzelfde zei en me doorverwees naar de specialist. Daarnaast adviseerde ze mij om mijn meisje bij te voeden met kunstmatige zuigelingenvoeding. Aangezien ze mijn gekolfde melk niet wilde drinken, leek het haar goed als ik verschillende flessen en spenen probeerde.
Twee drogisterijen verdienden die dag goed aan mij. Thuis probeerde ik tevergeefs een fles met kunstmelk in haar mond te stoppen. Ik begreep wel waarom ze het weigerde. Als je mag kiezen tussen mama’s warme borst vol verse zalige melk of een plastic ding met smakeloze en bewerkte koemelk, wist ik het ook wel. Lucia huilde en huilde. Ik deed wat mijn moederhart me ingaf en luisterde niet naar die zogenaamd goedbedoelde adviezen. Ze kreeg haar geliefde borst.
Ik bad dat er genoeg melk in mijn borsten zat, want mijn vertrouwen in mijn melkproductie was gedaald. Ondanks alle boeken en websites die ik gelezen had, voelde ik me zo onzeker als een nieuwe moeder. Ik wist wel dat de melkproductie een kwestie van vraag en aanbod was, zag zelf ook wel dat mijn melk eruit spoot, maar twijfelde toch. Lijkt het alleen maar tijdens het toeschieten dat er veel melk is en zou het na vier slokken al op zijn? Zat er te weinig vet in mijn melk? Kwam het door mijn weerstand tegen de fles dat ze die niet wilde? Of was het toch haar temperament, want ze wilde ook niet van een lepel eten? Of kwam dat ook weer door mij, omdat ik de Rapley-methode zo fantastisch vond?
Tweemaal heb ik nog geprobeerd kunstvoeding te geven en daarna besloot ik dat deze stress niet goed voor ons was en gaf alleen nog maar heerlijk de borst. Overdag in mijn armen op de bank en ‘s avonds en ‘s nachts lekker in bed liggend tegen mij aan. Die paar dagen totdat we de specialist zouden zien konden er ook nog wel bij.
Ik verwachtte een oude man, die me erop zou wijzen hoe goed kunstmatige zuigelingenvoeding tegenwoordig wel niet is en die me zou berispen vanwege mijn, in sommige ogen, onorthodoxe voedingsmethoden. Niets bleek minder waar. Een knappe jonge dokter in opleiding haalde ons op. In tranen deed ik ons verhaal, hij bekeek de groeicurve, onderzocht mijn kleine meisje en schreef op wat ze op een dag te eten en drinken kreeg. Hij concludeerde dat er niks mis was met haar ontwikkeling, ze hoefde pas met twaalf maanden te kunnen kruipen. Vertwijfeld stelde ik de vraag die ik niet wilde stellen: ‘Moet ik over op kunstvoeding? Is mijn melk op?’
Hij werd mijn held: ‘Nee, ze hoeft geen kunstvoeding. Jij hebt genoeg melk.’ Ik stamelde: ‘Sorry?’ Nogmaals herhaalde hij het: ‘Je hebt genoeg melk.’ Ik was in tranen en had hem dolgraag een knuffel gegeven. Ik mocht de borst blijven geven. Die bevestiging had ik zo nodig! Al die mensen die me zeiden dat ik vooral maar over moest op koemelk en me verbaasd aankeken als ik begon over bescherming tegen ziekten of een goede hechting tussen moeder en kind, kon ik van een bijna wetenschappelijk repliek dienen. Zelfs de specialist zei dat ik genoeg melk had!
In de week die volgde gaf ik met nog meer vreugde de borst. Wat was het heerlijk als ze hapte en lekker bij me dronk. Zoals we gewend waren bleef ik haar op verzoek voeden, zolang en zoveel als ze zelf wilde. Tijdens onze maaltijden gaf ik haar meerdere dingen te eten. Zodra ze haar brood niet meer wilde, gaf ik wat fruit. Als ze daar mee klaar was nog wat rozijnen en als afsluiter yoghurt. Dat was de truc!
De week erop bleek ze eindelijk weer te zijn aangekomen. Al moesten we voorlopig wel op controle blijven komen, ik verliet toch met een blij hart het ziekenhuis. We waren op de goede weg. Mijn kind hoefde niet in het ziekenhuis opgenomen te worden. Al die angsten en zorgen over mijn eigen melk waren voor niks geweest. Mijn kleine meisje wilde meer variatie in haar eten en dat had ik niet begrepen. Toen ik haar per maaltijd minimaal vier verschillende voedingsmiddelen aanbood, bleek ze die allemaal te eten. Ze kon veel meer op dan ik doorhad! Daardoor nam haar gewicht langzamerhand toe en vertoonde haar groeicurve weer een stijgende lijn.
Woest was ik op de huisarts en het consultatiebureau, die me probeerden te laten stoppen met de borst, met die heerlijke momenten dat mijn dochter in mijn armen dronk en mij aankeek. Die me poeder met water wilden laten mengen om aan mijn kind te geven. Wat was ik mijn knappe dokter dankbaar! Hij hielp me herinneren dat mijn eigen melk gewoon perfect is!