“Een jaar!” zei ik vol overgave als iemand mij tijdens mijn eerste zwangerschap vroeg hoe lang ik borstvoeding wilde gaan geven. Ik wist niets over het geven van borstvoeding, maar wel dat dat een mooi streven zou zijn.
De eerste weken zelf voeden gingen me ‘op een paar dagen wat minder goed happen in de kraamtijd na- goed af. Ik gaf Thijs zodra hij aangaf te willen drinken: als zijn mondje open ging en zijn hoofdje wat opzij om te zoeken naar de borst, als hij op zijn knuistjes sabbelde, als hij onrustig was, als hij huilde…Gewoon als ik het idee had dat hij wel even wilde drinken bood ik hem mijn borst aan. Meestal wilde hij wel, en als hij niet wilde, dan was dat direct duidelijk en was er dus iets anders aan de hand. De draagdoek was dan een echte uitkomst. Hij vond het heerlijk om bewogen te worden en dicht bij zijn mama of papa te zijn.
t
Nu hij geboren was werd het leven van ons als kersverse ouders anders. Echt anders. Ik was plotseling 24 uur per dag de belangrijkste persoon voor ons kleine menneke. Pats, boem, als een bominslag. Kon ik in mijn zwangerschap nog zelf bepalen wanneer ik actief was of ging rusten, nu regelde hij dat. Als hij tevreden was, was ik het ook. Als hij onrustig was, voelde ik me ook helemaal niet prettig.
Ik moest er behoorlijk aan wennen dat ik niet meer zoveel tijd had voor mezelf, dat knaagde wel eens aan me. Zou ik liever niet een flesje geven zoals zo velen om mij heen? Dan zou ik ook weer eens met mijn manlief een avondje naar de film kunnen of met zijn tweeën gezellig uit eten. En de kleine dan door oma laten verzorgen ? Maar nee, hoe geweldig oma ook voor hem was, ik wilde het liever zelf doen, of in elk geval héél dicht in de buurt zijn, zodat ik bij elk seintje dat ik als moeder meende te zien, hem de borst kon aanbieden.
Of ik niet beter een speentje kon geven, of hij nou toch niet eens wat meer zou moeten gaan doorslapen ‘s nachts, of hij niet te afhankelijk werd van mij… Genoeg onzekerheden die in mij opborrelden als ik naar de goedbedoelde adviezen luisterde van buurvrouwen, vriendinnen en alle anderen die meenden mijn kind beter te kennen dan ikzelf. Dat bracht me wel eens aan het twijfelen.
Overdag dronk Thijs toch zeker wel elke twee uur. Dat vond mijn omgeving toch wel erg vaak. Ik belde eens met een borstvoedingorganisatie of dit wel klopte, want elke dag leek wel een ‘regeldag’ te zijn. “Het drinkgedrag verschilt per kind.” Was het antwoord. Zie je wel. Gewoon lekker doorgaan zo. Mama en papa hadden het echt wel goed gezien.
Thijs was nauwelijks ziek en was een heel vrolijk, actief menneke. Maar met 8½ maand kreeg hij ineens last van ernstige benauwdheid. “Pseudokroep” stelde de huisarts vast. Helaas bleek het een levensbedreigende infectie te zijn en is ons lieve, stoere mannetje met spoed opgenomen op de kinderintensieve care.