Na de tsunamiramp hebben veel mensen geld gestort op giro 555. Anderen steunden kleinere projecten van bekenden of vrienden, en weer anderen verzamelden hulpgoederen en stuurden die naar de rampgebieden.
Na een ramp zijn er altijd mensen en organisaties, die denken er goed aan te doen om poedermelk, kunstmatige zuigelingenvoeding en flessen en spenen te doneren aan de slachtoffers van die ramp. Goed bedoeld, maar het is tegen internationale richtlijnen van de hulporganisaties en het vormt een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de baby’s in het land van ontvangst. Bovendien ondermijnt het op de lange termijn de traditie van het borstvoeding geven en de borstvoedingpercentages.
Het algemene beleid van internationale hulporganisaties zoals de World Health Organisation (WHO), UNICEF, en het World Food Programme (WFP) is om geen kunstmatige zuigelingenvoeding in poedervorm, maar ook geen volle of magere melkpoeder uit te delen aan slachtoffers van de ramp of specifiek aan gezinnen en/of ouders met kinderen onder de twee jaar.
Donaties van poedermelk en kunstmatige zuigelingenvoeding brengen grote risico’s met zich mee voor de mensen in de getroffen gebieden.
In de eerste plaats is het, zoals ik al eerder aangaf, een levensgrote bedreiging voor de gezondheid van kinderen. Op korte termijn omdat de productie van moedermelk van een borstvoedende moeder terug zal lopen wanneer zij haar kind poedermelk geeft. Dit kan ertoe leiden dat de borstvoeding helemaal gestaakt wordt. Op de lange termijn zullen minder moeders borstvoeding geven als er poedermelk voorhanden is. Met alle gevolgen van dien!
Slechte toegang tot veilig water en hygiëne is nog zo’n belangrijke reden voor kinderen om borstvoeding te krijgen. Een borstgevoed kind is minder vatbaar voor darminfecties en ontstekingen van de luchtwegen en oren. Bovendien versterkt borstvoeding de afweer tegen ziektes die zich juist na een ramp veelvuldig voordoen, zoals cholera. In gebieden waar geen veilig en schoon drinkwater voorhanden is loopt een met kunstvoeding gevoed kind ten opzichte van een borstgevoed kind 14 keer meer risico om te overlijden aan diarree en drie keer meer risico om te overlijden aan een luchtweginfectie.
De taal waarin de instructies gegeven worden op de blikken is vaak een ander obstakel. Als mensen al kunnen lezen, dan begrijpen ze toch niets van instructies die niet in hun eigen taal gesteld zijn. Dus is de kans bijzonder groot dat de zuigelingenvoeding op de verkeerde manier wordt klaargemaakt. Zelfs als de instructies goed begrepen worden, kunnen ze om praktische redenen niet altijd worden opgevolgd. Na een ramp zijn de voorzieningen van schoon water en brandstoffen niet altijd betrouwbaar.
Bovendien is de toevoer van gratis flesvoeding niet gegarandeerd. Voor moeders die deels of volledig zijn overgestapt op flesvoeding voor hun baby, is dat een ernstig probleem, zeker als hun melkproductie inmiddels ernstig is teruggelopen. Als ze al de hand kunnen leggen op nieuwe blikken, zullen die zeker niet gratis zijn. Zij zullen een goed deel van hun inkomen aan kwijt zijn aan flesvoeding, brandstof, schoon water en andere benodigdheden. Dit geeft niet alleen het risico dat men zich noodgedwongen minder goed aan de bereidingsinstructies houdt, maar ook dat men uit kostenoverwegingen de voeding gaat verdunnen. Met alle gevolgen van dien. Zo worden baby’s voor de tweede maal het slachtoffer van een ramp, nu dus als gevolg van het verkeerd gebruik van goedbedoelde donaties van poedermelk.
Na een ramp is het heel goed mogelijk dat een moeder die gewend was haar kind met de borst te voeden, als gevolg van traumatische ervaringen, problemen met haar melkproductie heeft. Maar als de moeder en haar kind samen kunnen zijn, en vakkundig begeleid worden, dan kan de productie en melkafgifte snel weer terug zijn op het oude peil. De moeder is hierbij gebaat, en haar kind ook! Ik kan me zelfs nog bedenken dat het na zo’n ramp ook fijn kan zijn en rust geeft als je je kind weer veilig bij je aan de borst kunt laten drinken.
Alleen op gevallen van een extreme hongersnood na, hebben ook moeders die zelf ondervoed zijn melk van uitstekende kwaliteit. In plaats van poedermelk hebben zij veel meer behoefte aan ondersteuning en lokaal bekend voedzaam, dus energie- en vitamine- en mineralenrijk, voedsel. In het beleid van de grote hulporganisaties hebben moeders die borstvoeding geven dan ook altijd voorrang bij het ontvangen van voedselhulp (samen met zwangere vrouwen en kinderen onder de vijf jaar). Donororganisaties die poedermelk verstrekken zouden hun geld en energie beter hierin kunnen stoppen!
En als er behoefte zou zijn aan moedermelkvervangers, bijvoorbeeld voor kinderen die hun moeder verloren hebben of gescheiden zijn van hun moeder, dan geven de bovengenoemde donororganisaties er de voorkeur aan om de babyvoeding voor die kinderen centraal te bereiden. Sterker nog: voor kinderen van jonger dan zes maanden zoeken zij nog liever een min -als dat cultureel geaccepteerd is en de voorwaarden daarvoor aanwezig zijn. Kinderen boven de zes maanden hebben met name behoefte aan voedzame, gevarieerde en gezonde bijvoeding, naast de borstvoeding.
Kortom, het lijkt dus heel aardig van die lieve mensen die kunstvoeding verschepen naar een rampgebied. Maar met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.