Het is toch al weer dik twintig jaar geleden dat Loek en ik in Den Haag samen ons consultatiebureau deden. Hij: ervaren huisarts, antroposoof en wat ouder dan ik. Ikzelf: jong en startend diëtist. Ik kwam net boven mijn broekriem uit, zeg maar. Toch geloofde hij in mij. Hij had mijn eerste boek gelezen en wilde beslist met mij in zee.
Samen een consultatiebureau doen. Voor zuigelingen en hun ouders wel te verstaan. Loek draaide al jaren zijn huisartsenpraktijk in die Haagsche Volkswijk ergens tussen het Rehswehksuh Plehn [Rijswijkse Plein] en Lehjuhburreg [Leijenburg] en hij zag ook moeders met zuigelingen op het spreekuur. Moeders die dan stuk gelopen waren op het ‘normale’ cb. Maar nu had hij mij ‘ontdekt’ en hij vond dat het beter kon, dat wij sámen het bureau vorm moesten geven. Gezonde voeding is belangrijk, betoogde hij. En vanuit de antroposofie kon hij dat ook goed onderbouwen. Ik gaf hem geen ongelijk. Dus maakten we wat reclame, richtten een speciaal spreekuur in en verdeelden de taken. Hij de medische kant, het meten, wegen en af-en-toe wat prikken en ik de (borst)voedingszaken. We zorgden voor de juiste literatuur op tafel, we namen de tijd om te luisteren en met deze jonge moeders de wezenlijke dingen van het leven door te nemen.
De eerste woensdagmiddagen, ik weet het nog als de dag van gisteren, vond ik toch spannend! Samenwerken met een arts die zich niet gedroeg als ‘de dokter die zegt hoe het moet’, dat kende ik niet. En ook dat antroposofische, die hele andere kijk op het leven. Wilde ik me daar wel mee vereenzelvigen? Die voedingsadviezen, dat was niet moeilijk. Nee, echt zorgen maakte ik me over de borstvoeding. Huh?! Ja, ik had daar in mijn boek natuurlijk wel over geschreven en ik had er veel over gelezen. Maar in de praktijk had ik nog nooit een jonge moeder geadviseerd over tepelkloven, aanlegtechnieken, voedingshoudingen, toeschietreflexen, regeldagen, stuwing of medicijngebruik. Ik voelde me echt een broekie.
Maar het viel mee! Alles ging zo relaxt. De ruimte was gevuld met moeders, anderhalve vader en vele kleintjes. De moeders allemaal kwekwekwek en tututut, de vaders altijd een beetje in het hoekje en de kleintjes spelend, slapend of drinkend aan de borst. Meestal zat ik er in de ontvangstruimte gewoon bij. De vragen over voeding kwamen vanzelf en ik vond het wel geestig op die manier. Nog tien keer meer relaxter dan mijn eigen spreekuur waar ik vooral zwaarlijvige dames trof. En soms als er meer een privé-vraag was, dan konden we toch ook even apart zitten.
En de vragen en problemen over de borstvoeding? Die kwamen niet. Dus ik naar Loek. “Niks om je ongerust over te maken hoor”, hoor ik ‘m nog zeggen. “Ze hébben geen vragen!”
Gek genoeg gingen mij toen pas de ogen open. Deze dames gaven ‘gewoon’ de borst. En ik had het amper gemerkt, terwijl je toen nog niet eens van die slimme borstvoedingsshirts had ;-), zó gewoon vond ik het.
Mijn eerste jaren dus. Ik moest er onlangs weer aan denken toen ik onderstaande borstvoedingscijfers las in Goed Gevoed van de Stichting Zorg voor Borstvoeding. Teleurgesteld door de lage nationale borstvoedingscijfers waren vier antroposofische consultatiebureaus (Utrecht, Zeist, Haarlem en Amsterdam) benieuwd naar de eigen cijfers en besloten te gaan turven. De vier bureaus bereiken jaarlijks zo’n 3000 nul- tot vierjarigen. In 2002 is gekeken naar het aantal volledig borstgevoede kinderen bij geboorte, drie maanden en bij zes maanden. Het opleidingsniveau van de moeders is niet goed bijgehouden, maar geschat wordt dat meer dan 75% havo of hoger geschoold is.
Interessant zijn deze cijfers zeker. Want, krijgen moeders op antroposofische cb’s dé steun die ze nodig hebben? Of gaan vrouwen die ‘gewoon’ borstvoeding geven vaker naar een sofisch cb? Of vinden de moeders die zich aangetrokken voelen tot de antroposofie borstvoeding zo gewoon dat ze ‘vanzelf’ langer borstvoeding geven?
Wie het weet mag het zeggen.
leeftijd | landelijk gemiddelde 2002-2003* |
gemiddelde 4 antroposofische consultatiebureaus |
bij geboorte |
80,2 %
|
98 %
|
3 maanden |
31,4 %
|
83 %
|
6 maanden |
17,6 %
|
68 %
|
r
Bron: Goed Gevoed 5e jrg. nr. 4 december 2004, Stichting Zorg voor Borstvoeding.
* Effect van invoering van het BFHI op het geven van borstvoeding: TNO 2003