Stoppen. Het woord alleen al geeft me rillingen. Het heeft zo’n negatieve lading voor mij. Vooral omdat het woord borstvoeding er in dit geval mee gemoeid is. Vanaf het moment dat borstvoeding in mijn leven kwam, was daar ook het woord stoppen. Mijn omgeving leek niet geïnteresseerd in hoe geweldig mijn kindje groeide op mijn melk, maar was vooral nieuwsgierig naar het moment van stoppen.
‘Ben je nou nog niet gestopt?’ Ik hoor het nog steeds heel vaak. Bijna dagelijks vragen mensen of ik er onderhand nog niet genoeg van heb, van ‘die borstvoeding’. Of ik het niet genoeg vind na al die jaren. Ze vinden er van alles van. Ze vinden het ‘knap’, ‘bewonderenswaardig’, ‘goed’ en ‘apart’. Ik merk dat ze er vaak vanuit gaan dat het een opoffering voor mij is. Maar dat is het zeker niet.
Ooit dacht ik daar heel anders over. Ooit toen ik nog geen kinderen had. Toen ik kinderen aan de borst zag bij familieleden of kennissen en het me lastig en moeilijk leek. Ik zag borstvoeding als iets voor baby’s. Een levensbehoefte die zo’n kleintje in de eerste paar weken na de geboorte hard nodig heeft. En die, wanneer het een paar maanden is, vanzelf weer weg ebt. Inmiddels weet ik beter.
Ik heb twee kindjes die hun natuurlijke instinct volgen. Wiens behoefte aan de borst niet na een paar maanden is verdwenen. Die er iedere dag om vragen en er ook enorm van genieten. Net als ik trouwens. Geen moment dat ik ze beter kan knuffelen wanneer ze bij me drinken. Een intiem moment waarvan we alle drie (nog) geen afscheid willen nemen.
Inmiddels ligt de baby tijd -en daarmee het stadium van hele dagen met borstvoeding bezig zijn- achter ons. Ik had verwacht dat ze zelf, voordat ze een jaar of twee zouden zijn wel genoeg zouden hebben van mijn borsten. Dat ze er geen behoefte meer aan zouden hebben en me op hun eigen manier zouden duidelijk maken dat de periode van ‘borstje drinken’ nu wel voorbij was. Het tegendeel blijkt waar. Ze blijven erom vragen. En ik? Ik vind het best.
Lastig en moeilijk heb ik het nooit gevonden, zelfs niet in de periode dat ik kampte met spruw, tepelkloven en een borstontsteking. Ik vond en vind borstvoeding geven juist heel gemakkelijk. In de periode van nachtvoedingen hoefde ik nooit midden in de nacht naar beneden om kunstvoeding klaar te maken. Nu de nachtvoedingen verleden tijd zijn en mijn kinderen mijn melk vooral zien als snack ben ik nog steeds blij met het gemak van borstvoeding. Mijn melk is er altijd, altijd op de juiste temperatuur en mijn kindjes vinden het altijd heerlijk. Niet te warm of te koud, niet te zoet of te zout, maar altijd goed.
En zo komt het dat ik nu, na een aantal jaren, mijn vijf jarige dochter en haar twee jarige broertje aan de borst heb. Noem het ouderwets, noem het modern, noem me een geitenwollen sok. Noem het zoals je het noemen wilt. Voor mij is het voor een deel gemakzucht. Want als ze ziek zijn, weet ik dat ze troost vinden aan de borst. En als ze ‘s nachts wakker worden, weet ik dat ze na een slokje weer in slaap vallen. En ook na een flinke valpartij gaat er niets boven een slokje uit de borst en lekker even met mama kroelen. Kan ik zelf ook even bijtanken.
Dus knap of bewonderenswaardig? Welnee. Eigenlijk ben ik juist een hele luie moeder!