“Ben je nu van plan te stoppen?” vroeg de verloskundige bij mijn eerste bezoek op een toon waarop ik ook wel eens bij mijn dochter informeer of ze nou een keer gaat slapen. Ik was een beetje overdonderd maar wist er toch ‘nee’ uit te persen. Kijk, Simea zou kunnen stoppen maar ik had geen plannen om haar een handje te helpen. Nu ik ruim zeven maanden zwanger ben en Simea nog steeds dagelijks een paar keer om ‘boetie’ vraagt, ga ik er vanuit dat we gaan tandemvoeden. Niet dat ik dát ooit echt ‘van plan’ was maar het loopt nou eenmaal zo.
Simea was niet klaar om afscheid te nemen van de borst en haar ouders hadden wel weer een kinderwens: die twee zaken woog ik zo eens een beetje tegen elkaar af. Ik ben de jongste niet meer en bovendien laten baby’s zich nogal weerspannig plannen. Ik besloot het er maar op te wagen. Als Simea als gevolg van een nieuwe zwangerschap zou stoppen, was haar behoefte kennelijk voldoende bevredigd. Was dat niet zo en ging zij door, dan kon dat wat mij betreft.
Voor anderen ligt dat niet altijd voor de hand. Voor het eerst gaven mensen in mijn omgeving er blijk van dat het vanzelfsprekender is om te stoppen dan om door te gaan. Twee kinderen van verschillende leeftijden aan de borst, dat is toch een vreemd beeld. Behalve intimi weten ook niet veel mensen van mijn intenties. Het is niet iets wat je regelmatig in het wilde weg mededeelt: “Oh ja, ik heb mijn dochter van twee ‘nog’ aan de borst. Heb je daar vragen over?” Ik voed een stuk minder in het openbaar dan in het eerste jaar dus er zijn minder spontane vragen. Maar de mensen die er naar aanleiding van mijn zwangerschap naar informeerden, heb ik verteld waarom ik deze keuze maak en daarna was het geen punt meer.
Maar laten we eerlijk zijn: het ís natuurlijk ook een vreemd beeld. Ik heb het in ieder geval zelf nog nooit gezien. Ik ken al nauwelijks ‘gewone’ borstvoedende moeders, laat staan vrouwen met twee kinderen aan de borst. Laatst heb ik er voor het eerst één ontmoet, bij een voorlichtingsavond van de VBN die ik bezocht om mijn kennis van de eerste weken op te halen. Pas toen de andere bezoeksters weg waren, kwam een van de contactpersonen als tandemvoedsters ‘uit de kast’. Ze zei dat ze het tijdens bijeenkomsten niet vertelde omdat het vrouwen afschrikt. Alsof je jezelf diskwalificeert als voorlichter als je zoiets bizars doet. Ik kon me haar keuze goed voorstellen. Ik had het wel verteld toen ik mezelf introduceerde en inderdaad een paar nieuwsgierige vragen en blikken gekregen. Maar ik zit daar als mezelf en heb geen boodschap die afgewezen kan worden als de ander mij een vreemde vogel vindt. Ik vond het fijn dat ze haar verhaal deed. Niet eens omdat er zo veel nuttigs te vertellen valt over tandemvoeden. Maar vooral omdat het vertrouwen geeft om iemand erover te horen praten, een echt mens die zegt dat het kan en dat het niet zo ingewikkeld is, dat het zichzelf wel zal wijzen. Nadat ik met haar gesproken heb, stel ik mezelf een stuk minder vragen. Waarschijnlijk ook omdat haar telefoonnummer op mijn prikbord hangt: als de vragen toch nog komen, kan ik altijd bellen.
De laatste keer dat ik bij dezelfde verloskundige was, vroeg ze: “Drinkt ze nog aan de borst?” nu op een gewone, informerende toon. “Ja”, antwoordde ik, “al komt er niet meer veel uit.” Ze knikte een keer, maakte een aantekening en ging over tot de volgende vraag. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Toch fijn.