Het is kerstavond. Vanuit ons lekker warme huis stappen we met ons gezinnetje de snijdende kou in, op weg naar onze bestemming. Op en top gekleed in feesttenue arriveren we in de kerk om de geboorte van een baby’tje te vieren. Naast het altaar bekijken we de levensgrote kerststal voordat we plaatsnemen in een van de versierde banken.
In het dorpje Nazareth in Galilea wonen Maria en Jozef. Op een dag verschijnt de engel Gabriël aan Maria. Gabriël zegt: ‘Maria, je zult een zoon krijgen. Hij zal Jezus heten. Het wordt een bijzonder kind. De zoon van God. Een kind van vrede.’ Een paar maanden later blijkt Maria inderdaad zwanger te zijn.
Ik denk terug aan het moment dat wij ontdekten dat ik zwanger was, nu een jaar geleden. Een heel bijzonder moment. Wat is het toch een wonder als zo’n mensje in je groeit. Vol spanning vragen we ons af wie er er in ons leven komt. Wat voor persoontje zal het zijn waar we de verantwoordelijkheid voor krijgen? Heerlijk, in alle rust zo te mijmeren over wat de toekomst zal brengen.
Terwijl de buik van Maria steeds dikker wordt, moeten Maria en Jozef op reis naar Bethlehem om zich te laten inschrijven in hun geboortestad. Met een ezel beginnen zij aan een lange en zware reis. Als Maria en Jozef eindelijk in Bethlehem aankomen, gaan ze op zoek naar een slaapplaats. Nergens is meer plaats voor hen; er is alleen nog een plekje vrij in de stal.
De maanden voor de geboorte vullen we met het opknappen van het kamertje van de nieuwe wereldburger. Mooie kleuren op de muren, schattige meubeltjes vinden hun plaats. In de kast en commode liggen de kleertjes al klaar.
Jozef en Maria zijn blij met de warme slaapplek in de stal. Nu kunnen ze eindelijk uitrusten van de lange reis. Midden in de nacht wordt Jezus geboren. Het kind waarvan de engel Gabriël heeft gesproken.
Na een mooie bevalling, thuis in ons eigen bed, wordt onze zoon geboren. Nog bloot ligt hij op mijn buik. Hij kijkt me aan. Zijn mondje zoekt zich een weg naar mijn tepel. Hij weet precies hoe het moet. Wat is de natuur toch mooi.
Maria wikkelt Jezus in doeken en legt hem in de voerbak gevuld met stro, terwijl Jozef op zoek gaat naar een magnetron om het eerste flesje voor zijn zoon op te warmen.