Chantal van den Bossche
Nog een maand en dan is het weer zover. Als alles goed gaat ligt er dan weer zo’n rozebruin babietje in mijn armen, driftig op zoek naar een tepel om aan te drinken. Grote broer Daniel besloot vorig jaar, met achttien maanden, dat het welletjes was. Met een ferme zwaai kroop hij op een ochtend resoluut het grote bed uit; geen ‘wosjt dinke’ meer voor hem. Het was even slikken voor deze mama. Maar een goede maand later bleek ik gelukkig weer zwanger en mocht ik me gaan verheugen op wederom zo’n hummel aan de borst.
Dankzij de borstvoeding is er de afgelopen twee jaar veel veranderd in mijn leven. Toen ik hoogzwanger was van Daniel wist ik één ding zeker. Dit kind zou de borst krijgen. Nou ja, de eerste drie maanden dan toch. Want zo vertrouwde mijn moeder mij toe: het was erg goed voor het krimpen van de baarmoeder. En verder was ik ook doordrongen van het vage besef dat moedermelk mÃjn leven gered had. Ik werd geboren, als dysmatuur kindje van nog geen twee kilo, in het anti-borstvoedingstijdperk van de late jaren zestig. Het was een wonder dat ik de bevalling had overleefd. Gelijk na mijn geboorte kreeg ik ‘ zonder medeweten van mijn ouders – een nooddoop omdat gedacht werd dat ik de nacht niet zou halen. En de nonnen in het Vlaamse ziekenhuis dwongen mijn moeder om voor mij te kolven. Dankzij de melk van mijn moeder groeide het magere kindje met vingertjes dunner dan breinaaldjes met drie maanden uit tot een lekker propje. Helaas hield toen de melkproductie van mijn moeder, geheel volgens de tijdgeest, op.
Jaren later was ik zelf zwanger. En werd Daniel geboren. Na de nodige startersproblemen pakte hij eindelijk na twee weken de borst. Een handeling die mijn leven zou veranderen. Want de drie maanden werden zes maanden en de zes maanden werden uiteindelijk anderhalf jaar. Borstvoeding bleek veel meer te zijn dan alleen voeding. Het veranderde de afgelopen twee jaar mijn kijk op opvoeden, op samen slapen, op reinheid, op regelmaat en rust. Ik, de 35-jarige carrièremoeder die voorheen leefde aan de hand van schema’s, gaf me over aan het ritme van mijn kind. Niets was fijner dan ‘s avonds thuis te komen na een dag werken aan deadlines én dan de hele avond een clusterende baby aan de borst te mogen koesteren.
Inmiddels is ons bed uitgebreid met de nodige centimeters en is het woord doorslapen uit ons vocabulaire geschrapt. Als iemand mij tijdens mijn eerste zwangerschap had verteld dat we twee jaar later een gezinsbed van 2 meter 40 zouden hebben, zou ik die persoon hartelijk hebben uitgelachen. Nee, mijn kinderen zouden op hun eigen kamertjes liggen, in hun eigen bedjes en de hele nacht doorslapen. Dat doorslapen zal de komende jaren wel een illusie blijven, maar dankzij de borstvoeding hoef ik tenminste ‘s nachts nooit mijn bed uit. En dat is toch wel heel fijn als de wekker om half zeven afgaat.