Zwangeren zijn nogal vasthoudend. Ze houden hun kind vast in hun buik, zo lang mogelijk. Ze hebben niet eens invloed op het moment dat ze het gaan loslaten. En dat duurt soms zo lang dat ze er op een gegeven moment flink zat van zijn.
Behalve kind houden zwangeren nog veel meer vast, zoals extra vocht, vet en bloed. Ook werken sommige lichaamsfuncties trager. De darmen worden lui en laten de drollen soms zeer moeizaam naar buiten komen, zodat ook de ontlasting extra lang vast blijft zitten.
Een uitzondering op die vasthoudendheid vormen de borsten. Zij gaan, na misschien wel jaren droog te hebben gestaan, zomaar heel brutaal wat loslaten. Er kan dan opeens wat vocht uit één of twee borsten komen. Het is ook soms meteen weer over, want zó niet-vasthoudend zijn, daar schrikt een zwanger lichaam wel van. Eigenlijk vind ik dit een rare eigenschap van zo‘n oppottend lijf.
Op een dag, heel ongemerkt komt er een verandering in de starheid. Niemand kan het van tevoren voorspellen. En ook bij niet iedereen gaat het hetzelfde. Ergens is het lichaam begonnen aan een omslag. De darmen gaan weer harder werken en de drollen veranderen in dunnere substantie. Het vocht wordt verwijderd en de enkels worden slanker. Slijmsporen verschijnen en de baarmoeder begint wat te krampen. Maar ook dan kan het echt nog dagen duren voordat het échte loslaten begint.
Plotseling komt alles in een stroomversnelling, weeën komen af en aan, slijmsporen worden slijmklodders. Het lichaam is helemaal om. Van vasthoudend wordt het uitspugend. Alles moet weg: plas, poep, kots, kwijl, zweet, snot en tranen. Uit elk gat komt wel wat. De baarmoeder wil nog maar een ding: leeg zijn.
De druk wordt opgevoerd. De vliezen barsten en als een waterval wordt het vruchtwater naar buiten gespoten. Met onhoudbare peristaltische bewegingen duwt, perst en kreunt het barende lijf een klein lichaampje naar buiten. Zo wordt een mensenkindje eindelijk bevrijd uit zijn strakke cocon. Een naschok voor de moederkoek volgt.
Dan is opeens alles rustig. Niks is er nu nog wat achtergebleven is in het lijf van de vrouw. Alles is naar buiten gewerkt. Het geweld is voorbij. De indrukwekkende stromen zijn verdwenen.
Of toch niet…
Weer zijn het de borsten die de uitzondering vormen. Nu pas laten zij opnieuw van zich spreken. Als een nauwelijks zichtbaar ontspringend bergbeekje, druppel voor druppel laten zij nu wat los. Rustig wegen ze af wat ze zullen maken voor dat verse kindje.
Zij gaan niet voor kort en krachtig, zij gaan voor rustig en bedachtzaam. Zij geven steeds royaler kostbare melk van duurzame kwaliteit en zijn voorlopig niet van plan om hiermee op te houden.