Ik ben een paar dagen geleden tegen een aantal dilemma’s aangelopen, waarover ik iets wil vertellen. Ik werd in de ochtend opgepiept om naar een patiënt te gaan die was opgenomen op de intensive care met het H1N1 griepvirus. Zij was 32 weken zwanger en vanuit Turkije op vakantie in Nederland. In Nederland aangekomen werd zij ziek, zo ziek dat haar baby van 32 weken oud voor de gezondheid van de moeder beter geboren kon worden. De patiënt moest aan de beademing en wat later werd er een keizersnede uitgevoerd.
Gelukkig ging het goed met haar baby. De vrouw zelf was er helaas nog lang niet, zij lag nog aan de beademing, maar gelukkig was haar situatie stabiel. Mij was gevraagd of ik haar kon helpen met het op gang brengen van haar melkproductie.
Het klonk logisch, natuurlijk wilde ik haar helpen om de melkproductie op gang te brengen. Maar het eerste dilemma waar ik tegenaan liep was, wat wil deze vrouw? Wil zij wel borstvoeding geven? En wat als zij geen borstvoeding wil geven en wakker wordt met volle borsten?
Het leek mij het beste dat ik dit met de familie zou overleggen, want zomaar beginnen met kolven leek mij geen optie. Het volgende probleem werd geboren, de partner wist ook niet wat zijn vrouw zou willen, en er was sprake van een taalbarrière. De partner mocht niet naar zijn vrouw omdat hij mogelijk ook besmet zou zijn met het virus. Er was ook geen mogelijkheid om te communiceren met behulp van een tolkentelefoon.
Op de intensive care aangekomen liep ik tegen probleem nummer drie aan: mijn collega’s daar begrepen er niets van waarom ik dit uitzocht. Zij vonden het helemaal geen goed idee om überhaupt te starten met kolven. Zij twijfelden of het haar herstel niet in de weg zou staan. Het was moeilijk om deze mensen ervan te overtuigen dat juist deze moedermelk zo waardevol is voor een veel te vroeg geboren baby. Juist deze moedermelk wilde ik verzamelen voor deze baby omdat het kostbare antistoffen bevat tegen het virus.
Ik dacht lang na en hakte de knoop door, ook al vond ik dat ik niet de aangewezen persoon was om voor deze patiënt te moeten kiezen. Ik deed het wel, uit oogpunt van de situatie van de baby.
Met lood in mijn schoenen stapte ik de kamer van de vrouw binnen. Het was heel gek, normaliter leg je uit waarom iemand moet kolven, hoe lang iemand moet kolven, je overlegt of het kolven pijn doet. Afhankelijk van het ongemak bij het kolven neem je samen beslissingen. Nu kon ik niet met haar communiceren en dat voelde heel vreemd.
Het voelde ook heel dubbel, ik stond naast een doodzieke patiënt met twee kolfstukken op haar borsten. Moest ik haar niet met rust laten, deed ik hier wel goed aan? Al deze vragen bleven door mijn hoofd spoken. Ook al hoorde zij mij niet, ik bleef wel tegen haar praten. Stel dat ze wel iets hoort? En dat een vreemde zomaar begint te kolven, dat zou heel vervelend zijn, kon ik mij zo voorstellen.
Nadat ik klaar was met kolven moest ik het IC personeel er nog van overtuigen dat er minimaal om de drie uur gekolfd moest worden, en dat dit op hen aankwam om te doen. Zij namen mijn advies aan en zouden de handeling gaan uitvoeren.
Ik realiseerde mij opnieuw dat ik moest samenwerken met veel verschillende disciplines (artsen, verpleegkundigen, etc) en dat dat soms erg ingewikkeld kan zijn. Elk individu heeft een andere mening en achtergrond als het over borstvoeding gaat. Dan komt het op mij aan om deze mensen te overtuigen om wel voor borstvoeding te kiezen.
Een aantal dagen later hoorde ik van mijn collega, dat deze patiënt was opgeknapt. En dat zij naast haar bed zat om te kolven. Ze wilde juist heel graag borstvoeding geven! Dat was een enorme opluchting voor mij. Want als je een keuze maakt voor een patiënt hoop je wel dat dit de juiste is.