Ik zal een jaar of tien geweest zijn en had op de televisie een programma gezien over een stam in Afrika. Ik vertelde mijn nichtje over iets wat ik daarin had gehoord, dat de moeders hun kinderen wel vijf jaar borstvoeding gaven. Mijn tante hoorde me dat zeggen, draaide zich naar mij om en sprak mij geschokt en verontwaardigd tegen: “Dat is níet waar!” En ik weet nog dat ik dacht: ik heb het toch echt gehoord. Maar ik zei niks.
Ik herinnerde me dit curieuze voorval toen ik me ging verdiepen in borstvoeding en erachter kwam dat ik natuurlijk gewoon gelijk had gehad. Wat jammer toch, dat zoiets vanzelfsprekends en onschuldigs als borstvoeding zulke heftige negatieve reacties kan oproepen. Je ziet het ook bij discussies over voeden in het openbaar. Mensen kunnen zich in de meest verschrikkelijke en beledigende bewoordingen uitlaten over een vrouw die gewoon haar kind voedt, zeker als dat geen schattig, klein baby’tje meer is.
Als borstvoedende moeder zou je graag willen dat de wereld om je heen anders tegen borstvoeding zou aankijken. Maar dat heb je niet onder controle. En dus ga je min of meer noodgedwongen mee met het oordeel van anderen. Door het belangrijk te vinden om zo discreet mogelijk te voeden bijvoorbeeld, met speciale borstvoedingskleding met flappen die ervoor zorgen dat de argeloze toeschouwer geen flintertje blote borst hoeft te zien. Of door codewoorden te introduceren waarmee oudere kinderen om de borst kunnen vragen zonder dat buitenstaanders in de gaten hebben wat er gaande is. Zo is Simea zelf op een gegeven moment het woord ‘boetsj’ en later ‘boetie’ gaan gebruiken en ik heb haar vader op het hart gedrukt haar vooral niet te corrigeren. En door onze kinderen op een zekere leeftijd te ontmoedigen als ze in het openbaar om de borst vragen. Tot Simea een jaar was, deed ik nergens moeilijk over en voedde ik overal, ook op een bankje midden in een winkelcentrum. Maar daarna is dat langzaam veranderd. Nu ze bijna twee is doe ik het nog een heel enkele keer, als ik het gevoel heb dat Simea het echt hard nodig heeft, maar dan zoek ik eerst een rustige plek zonder pottenkijkers.
Ik geef borstvoeding met de volle overtuiging dat ik het voor mijn kind en mezelf goed doe. Ik sta op dit punt stevig in mijn schoenen, ben behoorlijk zelfverzekerd en stronteigenwijs. Maar ondanks het feit dat ik nog nóóit zelf een negatieve opmerking naar mijn hoofd heb gekregen, is het mij heus wel duidelijk dat wat ik doe zeldzaam is en onze cultuur in haar geheel niet zo borstvoedingsvriendelijk is ingesteld, vooral als het gaat om oudere kinderen. De andere moeders met dreumesen en peuters aan de borst ontmoet ik bijna alleen maar via internet. In het echte leven kom ik ze zelden tegen.
En zo maak ik mezelf onzichtbaar, net als de meeste andere moeders en kinderen die hetzelfde doen als wij. En ik weet dat ik mezelf eigenlijk juist zou moeten manifesteren. Maar ja, ik voel er niks voor om die confrontatie aan te gaan met wildvreemden. En dus kies ik ervoor om in mijn directe omgeving wat zendingswerk te doen: bij vrienden, collega’s en familie haal ik nog steeds, weliswaar discreet, de ‘hele handel’ tevoorschijn als Simea erom vraagt. En tja, die ene tante, die zie ik gelukkig niet zo vaak.