Praten met andere moeders over kinderen, de gekozen opvoeding en de daarbij behorende keuzes; strontvervelend vind ik het. Hoewel ik tegelijkertijd ontzettend benieuwd ben naar hoe andere moeders sommige opvoedsituaties aanpakken, erger ik me groen en geel tijdens zo’n gesprek. Bij de zandbak of op verjaardagen, of juist soms gewoon met wildvreemden. Momenten die, voordat ik moeder was, niet werden beheerst door het grote vergelijken van onze kinderen. Er werden geen zeepkisten beklommen over opvoedingskeuzes en er werden ook geen steken onder water uitgedeeld. En ik moet met schaamrood op de kaken toegeven dat ook ik, vaker dan ik wil toegeven, last heb van de kift, en zo’n moeder ben die haar eigen keuzes als de juiste ziet en stilletjes en soms ook duidelijk een andere aanpak afvalt.
Wat voor gesprekken ik dan bedoel? Ik bedoel mama’s wiens keuzes ik niet snap en die mij, koste wat het kost, hun beslissingen door de strot proberen te duwen. Moeders die openlijk jaloers zijn. Ouders die zo onzeker zijn over hun eigen keuzes dat ze die van mij bekritiseren. Paranoïde gesprekken over kinderziektes. Ik bedoel dus de grote pijlers waar ouders graag over willen discussiëren. Borstvoeding. Flesvoeding. Samen slapen. Laten huilen. Inenten. Geen suiker. Kinderdagverblijf. Gastouder. Blijven werken. Thuisblijven. Geen televisie. Helm op in het kinderzitje. Dat soort onderwerpen.
Verder kan ik me ook doodergeren aan bevallingsverhalen die weinig aan de verbeelding overlaten, aan moeders die altijd klagen over een lichaamsdeel naar keuze (gerelateerd aan de bevalling/borstvoeding/ het hebben van kinderen in het algemeen) en aan de moeders die roepen dat de kinderlozen ‘het maar makkelijk’ hebben. Ja, ik realiseer me dat ik nu precies als Haatsmurf klink. Want als ik het allemaal zo erg vind, waarom ga ik dan het gesprek aan? Je hebt helemaal gelijk, time-out voor mij.
Toch ontkom ik er soms gewoon niet aan. In de familiesfeer bijvoorbeeld. Mijn schoonmoeder kan er wat van. Ook wil ik geregeld mijn schoonzus achter het behang plakken. En in mindere mate kan ik ook op kritiek van mijn eigen moeder rekenen. Ook gebeurt het bij oude bekenden: een goede vriendin die na de geboorte van haar zoon veranderde in Momzilla en mij, buigend over een koffie verkeerd met enorm stuk taart, verkondigde dat ze haar kind geen suiker toestaat. De spot, hoon en jaloezie die ik tegenkom als ik vertel dat ik na twee jaar ‘nog steeds’ borstvoeding geef.
Maar ook ik veroordeel, als ik vind dat een ouder een aanpak heeft die ik ‘te ver’ vind gaan, of als ik iets ronduit onverantwoordelijk vind. Een nieuw kunststof stoeltje dat lijkt op een po met uitsparingen waar je de beentjes in kan klemmen. Daarover vermeldde iemand met sardonisch genoegen: ‘Ideaal, want ze kunnen er niet uit, hè?’. Wat gemeen. Maar ja, wie ben ik om te oordelen, ik weet natuurlijk niet wat voor Houdini’s hun kinderen zijn. En die keer dat ik in lachen uitbarstte, toen ik hoorde van de ‘bloemenkinderen’ met een tasje met hun placenta. Baby’s die verbonden blijven met hun placenta tot deze er vanzelf af valt. Dat was zelfs mij iets te natuurlijk. Maar misschien heb ik gewoon de kift omdat tijdens het persen de navelstreng moest worden doorgeknipt. Ah, daar ga ik weer, bevallingsverhaal met teveel detail.
Time out voor mij.
- Reageren? Dat kan op de Facebookpagina van Kenniscentrum Borstvoeding