Een pasgeboren baby doet niets liever dan zich vastzuigen aan de borst van zijn moeder. In warme geborgenheid uitrusten van de zware inspanning die hij heeft geleverd om zich een weg te banen door het geboortekanaal. Nieuwe energie opdoen voor de kennismaking met de wereld. Het ervaren van deze moederlijke veiligheid is voor de meeste westerse kinderen slechts van korte duur.
Een pasgeborene aan de borst vinden veel mensen nog een aandoenlijk plaatje. Zodra het kind de zes maanden is gepasseerd, wordt er echter vaak geïnformeerd of ‘het niet eens tijd wordt om te stoppen.’ Nog wat later slaat de bemoeienis om in verbazing: dat dat nog kan, borstvoeding geven aan een peuter.
De meeste mensen weten niet dat de Wereldgezondheidsorganisatie ten minste twee jaar moedermelk adviseert. En dan heb ik het niet alleen over jonge moeders en hun omgeving. Ook veel artsen en andere zorgverleners kennen dit advies niet. Toen ik laatst een huisarts hiervan op de hoogte bracht, was haar reactie: “Tjonge, twee jaar en de moeders van tegenwoordig moeten al zoveel. Nu moeten ze ook nog twee jaar borstvoeding geven.”
Ik was verbaasd over haar onwetendheid. Maar eigenlijk verbaasde haar negatieve benadering mij nog meer. Blijkbaar heeft zij het idee dat het heel veel moeite kost om borstvoeding te geven, zeker jarenlang. Ook andere mensen geven vaak reacties waaruit blijkt dat ze het een prestatie vinden als je langer dan een jaar borstvoeding geeft. “Dat je het nog zo lang volhoudt!”, kreeg ik regelmatig te horen als ik vertelde over het voeden van mijn vierjarige zoon. Terwijl het op die leeftijd juist vrijwel geen moeite meer kost.
In de eerste maanden kan het geven van borstvoeding behoorlijk zwaar zijn. Ik herinner me de vele voedingen, zowel overdag als ‘s nachts. De onzekerheid, het leren kennen van de signalen van mijn zoon. Regeldagen. Niet gek dat moeders zich vaak een grens stellen tot wanneer ze door blijven gaan met borstvoeding. Ook ik zei ooit dat ik met negen maanden zou stoppen. Maar toen wist ik nog niet wat komen ging.
Na die eerste maanden werd het steeds gemakkelijker. En ook steeds leuker. Mijn zoon en ik vonden ons ritme; ik raakte aan hem gewend en kreeg regelmatig een stralende lach van hem na de voeding. Toen het eerste jaar voorbij was, en mijn negen-maanden grens inmiddels was gepasseerd, was borstvoeding niet langer de hoofdvoeding, maar een lekkere slok voeding, troost en geborgenheid erbij. Tegen de tijd dat het derde levensjaar aanbrak, waren de bijzondere voedingsmomenten die ik deelde met mijn kind onlosmakelijk onderdeel van het dagelijks ritme geworden. Heerlijke rustmomenten in het drukke peuterleven van mijn zoon. Na vier jaar merkte ik nauwelijks nog dat ik borstvoeding gaf. Mijn zoon dronk toen twee voedingen op een dag ‘ maximaal twee minuten per keer ‘ en dat niet eens elke dag, soms maar drie keer per week.
Laten we er met z’n allen niet meer zo moeilijk over doen: geef borstvoeding een kans, niet alleen voor baby’s, maar ook voor dreumesen en peuters. En geniet van moeders die met plezier hun kind jarenlang te voeden!