Toen ik zwanger was van onze tweede, was er geen twijfel mogelijk: natuurlijk zou ik mijn dochter, toen net twee jaar, de hele zwangerschap lekker aan de borst laten drinken. Ze dronk regelmatig bij me, zowel overdag als ‘s nachts. Haar manier om in slaap te vallen, was sabbelend aan de borst. Dus, geen denken aan dat ik zou stoppen met de borstvoeding, omdat er toevallig een broertje of zusje op komst was. Na de geboorte van de baby zou ik gaan tandemen. En dat heb ik inderdaad dik twee jaar gedaan.
Nu ben ik weer zwanger! Maar deze keer, zo rond de zestien weken zwangerschap, sloegen de twijfels stevig toe: mijn zoontje van ruim tweeënhalf toonde weinig interesse meer voor de borst. Inslapen deed hij al een poosje ná het voeden. ‘s Nachts was hij ook tevreden met een slokje water en een dikke knuffel. En bij mij deed het zo, zo ontzettend zeer als hij dronk! Ik was vergeten hoe pijnlijk het kan zijn om tijdens de zwangerschap te voeden.
Waarom wilde ik eigenlijk opnieuw op tandemen aankoersen? Stoppen met borstvoeding geven werd onverwacht een serieuze optie. Tegelijkertijd bleef het knagen: mijn voornemen kon ik gevoelsmatig ook niet zomaar aan de kant schuiven. Ik legde mijn dubbele gevoel voor aan een aantal collega-moeders, die, net als ik, grote waarde hechten aan borstvoeding geven. Eén van hen reageerde met: ‘Volgens mij heb je al gekozen: jij wilt graag stoppen.’ Paradoxaal genoeg was dat de opmerking waardoor ik het ineens helder had voor mezelf: nee, ik wil niet stoppen; ik zoek steun om door te zetten!
Herinneringen aan onze vorige tandemperiode kwamen weer boven. Het ging beslist niet altijd vanzelf. Zeker op momenten dat mijn kinderen allebei tegelijk aan de borst wilden, voelde ik me af en toe totaal verscheurd. Koos ik ervoor de kinderen om de beurt te laten drinken, dan had ik soms een ontroostbare peuter. Liet ik ze tegelijk drinken, dan zat ik vaak zelf in een onmogelijke houding. Heus ontroerend, grote zus en kleine broer samen aan de borst, maar zo nu en dan ook uiterst ongemakkelijk. Desondanks was ik overtuigd van mijn keuze. Voor mijn dochter was het heel goed om, juist tijdens deze wereldschokkende verandering in haar leventje, ook heel welkom te zijn aan de borst. En wat was ik blij met de borstvoeding, toen ze als kleuter eens een heftige buikgriep had: zorgen om uitdroging bleven ons bespaard, omdat ze heel graag aan de borst wilde wanneer ze zich ellendig voelde.
Ik hakte de knoop door: kiezen op elkaar, volhouden maar. En tot mijn opluchting realiseerde ik me een paar weken later dat het ergste leed geleden was: al voelt het nog steeds niet aangenaam, echt pijnlijk is het niet meer.
Ik ben nu 33 weken zwanger. Mijn zoontje, nu drie jaar, ‘drinkt’ inmiddels weer veel gretiger. Er is nauwelijks wat te halen, maar hij slaat geen avond meer over en viert feest als hij ‘s morgens ook nog even mag. Hij moppert na elk borstmoment dat er ‘geen borst uitgekomen is’. En elke avond zegt hij: ‘Als de baby er is, dan komt er weer héél veel melk, hè mam?’
Samen kijken we uit naar de geboorte van zijn broertje of zusje én naar een overvloed aan moedermelk, om samen van te genieten.