Chantal van den Bossche
“Dit is mijn mama”, zo stelt Daniel net als ieder ander kind van drie graag zijn mama voor aan talloze onbekenden op straat. “En dit is ook mijn mama”, volgt er meestal achteraan. Meewarige blikken van omstanders zijn vaak het gevolg. Onze kinderen zijn in het rijke bezit van zowel twee mama’s als twee papa’s. En voor hen is dat de normaalste zaak van de wereld.
Onze constructie is jaloersmakend. Nooit stress, altijd een ouder die voor de kinderen zorgt en zo nu en dan een nacht ononderbroken rust. Het vieroudergezin lijkt een baken van rust in deze hectische tijd waarin ouders, onder het mom van ‘kapitaalvernietiging’, fulltime de arbeidsmarkt opgeduwd worden.
Maar, zoals aan iedere schijnbaar ideale situatie is hier ook een maar aan verbonden. Slechts een van de vier ouders in ons gezin is namelijk in het bezit van borsten met melk én bijbehorende hormonen. En de gevoelens die deze hormonen oproepen hadden we vooraf niet helemaal ingecalculeerd. Voordat Daniel werd geboren leek alles duidelijk. De eerste tijd zou de baby bij ons bivakkeren, veilig bij de mama’s én aan de borst en daarna zou de baby langzaamaan meer tijd doorbrengen bij de papa’s. Op die manier hielden we allemaal wat van onze o zo belangrijke kinderloze vrijheid. Borstvoeding was een logisch vervolg op de zwangerschap, voor de papa’s nog meer dan voor de mama’s. Gevormd en opgegroeid in Israël waren ze haast gechoqueerd toen ik hoogzwanger, tijdens een autorit, liet vallen dat ik de borst wel zou proberen, maar ach, als het niet lukte was die fles vast net zo goed. De aanstaande papa reed van schrik bijna de berm in.
Toen Daniel drie maanden was, was eindelijk de tijd aangebroken voor zijn eerste nachtelijke logeerpartij. De papa’s konden niet wachten om eindelijk hun zoon voor henzelf te hebben. Huilend liet ik Daniel gaan. Ik probeerde te genieten van de rust die iedereen mij toewenste, maar dat lukte niet. Doorslapen zat er ook al niet in, want mijn overvolle borsten haalden de ochtend niet. Om vier uur ’s nachts zat ik kolvend voorbijkomende vliegtuigen te bestuderen. Gelukkig woonden de papa’s om de hoek en mocht ik langskomen wanneer ik wilde. Op vrijdagochtend stond ik dan ook al om half acht voor de deur om het ontbijt te serveren.
De weken gingen voorbij en het lukte steeds beter om Daniel los te laten. Ik zorgde dat die anderhalve dag per week van top tot teen zat volgepland en voor ik het wist was Daniel weer thuis. Ik koesterde steeds meer de momenten alleen met mijn vrouw, momenten waar we de rest van de week niet aan toekwamen.
De afgelopen maanden herhaalde het proces van losmaken zich nog sterker met Estella, ons borstverslaafde meisje. Daniel aardde met drie maanden al perfect een nacht per week bij de papa’s, Estella ging er pas structureel vanaf een half jaar een nachtje slapen. Ze was er gewoon niet eerder aan toe. En om eerlijk te zijn, ik ook niet. Ik bijt nog steeds mijn tong bijna af als ik hoor dat er op anderhalve dag zomaar vijftien bakjes moedermelk doorheen gaan omdat bij iedere kikje aan honger wordt gedacht, maar als ik zie hoe fijn Daniel en Estella het hebben bij hun papa’s, maakt dat het gemis weer goed. Hun zorg is net zo goed als onze zorg, alleen anders. Inmiddels roept Daniel op straat dan ook tegen omstanders te pas en te onpas: “Dit is mijn papa. En dit is ook mijn papa”. En zo is het!