‘Je weet toch wel dat ze echte melk nodig hebben?’, vraagt mijn vader en ik merk dat hij zijn uiterste best doet om neutraal te klinken. ‘Krijgen ze hoor’, laat ik weten en we verkiezen allebei om er verder niet op in te gaan.
We verschillen van mening over wat echte melk is. Voor mijn vader en de meeste van zijn generatiegenoten is dat koemelk. En ik? Tja, mij zou je een lactivist kunnen noemen. Dat was niet gepland, want tijdens mijn tweelingzwangerschap dacht ik gewoon dat ik het zou proberen om mijn kindjes moedermelk te geven en dat ik dan wel zou zien hoe het liep.
Te vroeg geboren
Ze zijn bijna zes weken te vroeg geboren en dat was voor mij een echte schok. De zwangerschap was heel goed verlopen, ik was net gestopt met werken en wilde gaan genieten van de rust die ik zo nodig had. Na de vroeggeboorte van mijn dochters bracht ik meer dan vijftig uur op intensieve zorgen door. Een combinatie van bijwerkingen van de weeënremmers en het syndroom van HELLP kostte me bijna het leven. Met de tweeling was gelukkig alles goed, al waren ze erg klein met hun 1600 en 1900 gram en 41 en 43 cm.
Meteen na de bevalling zijn ze naar neonatologie gegaan, ik heb eentje een kusje kunnen geven en de andere een aaitje. Meer niet. Van de dagen op IC herinner ik me eigenlijk niet zozeer de fysieke problemen. Als ik eraan terugdenk, dan huiver ik van het vreemde gevoel van mijn plotseling lege buik en de afwezigheid van mijn meisjes. Twee foto’s had ik, geprint door de lieve dames op neonatologie. En een kolfapparaat. Dat was er ook. De ochtend na de bevalling kreeg ik het en dat was ongeveer 18 uur later. Lukte natuurlijk langs geen kanten. Meer dan een paar druppels per keer kreeg ik niet. Toch kolfde ik trouw met de regelmaat van de klok die langzaam de seconden wegtikte. Noem het absurd, maar het gaf me een houvast of op zijn minst een soort connectie met de echte wereld waar mijn baby’s waren en ik niet.
Twee goede drinkers
De eerste keer dat ik hen mocht vasthouden, was ik erg bang. We mochten kangoeroeën, mijn man en ik, elk met één van onze dochters. Toen ze vier of vijf dagen oud waren, mochten ze tijdens de kangoeroecare eventjes op snuffelstage aan de borst. Elk apart bleken ze natuurtalenten te zijn. Ze hapten aan en dronken hun buikje vol. De verpleegsters waren onder de indruk. In een mum van tijd wist het hele ziekenhuis dat er twee kleine meisjes waren, geboren op 34 weken en twee dagen, die vlotjes meer dan 90 ml recht van de borst hadden gedronken. En ik ook was trots, want eindelijk deed mijn lichaam weer iets goeds na die voortijdige bevalling: mijn baby’tjes voeden. Ze hebben in totaal vijf weken in het ziekenhuis gewoond en al die tijd groeiden ze perfect, op mijn melk. We grapten wel eens dat ik slagroom had in plaats van melk. Mijn man had de onderhandelingen met Campina al opgestart en op neonatologie wilden ze een nieuwe vriezer aanschaffen om mijn melkvoorraad te kunnen opslaan.
Huilen
Eens thuis moesten we het schema van neonatologie aanhouden, met zes keer voeden per 24 uur en slechts om de keer live drinken. De rest moest ik kolven en het flesje geven, zodat kon worden gecontroleerd hoeveel er werd gedronken. Hoewel ik steeds een grote opbrengst kolfde en eigenlijk overproduceerde, was dat ritme voor mij erg vermoeiend en werd ik onzeker over de borstvoeding. Zeker omdat ze beiden onverwacht huilbaby’s bleken te zijn. Voor mijn man en mezelf was dat een zware klap.
We hadden vijf weken lang op automatische piloot geleefd en uitgekeken naar het moment dat we met ons gezin thuis zouden zijn. Elke avond wanneer we vlak voor sluitingstijd de afdeling neonatologie verlieten verzekerden we elkaar ervan dat we onze prinsesjes binnenkort zouden kunnen knuffelen wanneer we wilden. Niet dus, ze kronkelden van de pijn of, op zijn minst, het ongemak.
Het zal wel aan de melk liggen
De maanden die daarop volgden kan ik samenvatten met de woorden wanhoop en onmacht. Doorheen dat alles was de borstvoeding steeds een rustpunt. Een 1-op-1 moment met mijn dochters, of ja, 2-op-1 ook vaak natuurlijk. Alle andere momenten was er hulp en hoewel die meer dan onmisbaar was gaf ze mij een gevoel van falen. Welke moeder kan nu niet alleen voor haar kinderen zorgen? Eerst bracht ik hen te vroeg op de wereld en dan lukte het me zelfs niet eens om hun verdriet weg te nemen, want ze bleven maar wenen. Dag En Nacht.
Intussen had ook iedereen zo zijn eigen idee over wat er moest gebeuren om de situatie te veranderen. Het borstvoeden kwam zwaar onder vuur te liggen, zeker toen ik al snel helemaal was overgestapt op altijd live voeden. Dat gedoe met kolven en flesjes steriliseren vond ik maar niks.
Natuurlijk was de borstvoeding een makkelijk doelwit. Kon het wel dat ik genoeg melk produceerde voor twee baby’s en bevatte mijn melk voldoende voedingsstoffen? Misschien hadden de kindjes gewoon honger? Wilde ik toch niet eens proberen met een flesje poedermelk? Dat zou zeker helpen. Bij de zoon van de schoonzus van de vriend van de bakker om de hoek alvast wel.
Ik heb gevochten als een leeuwin temidden van hyena’s. Toegegeven, ik heb de borstvoeding ook in twijfel getrokken. Alleen, het klopte gewoon niet. Ik kolfde soms nog wel eens en dan moest ik na enkele minuten stoppen met een opbrengst van bijna 500 ml omdat de potjes vol waren. Mijn borsten voelden na afloop niet eens leeg aan. Dan kon het toch niet mogelijk zijn dat ik te weinig melk aanmaakte voor mijn kindjes? Het werd een heuse strijd, tussen de believers en non-believers van tweelingvoeden. En ik zat alleen in het kamp van de believers, samen met Stefan Kleintjes, die me telkens geruststelde en met zijn expertise tot mijn opluchting niét vond dat het aan de borstvoeding lag.
Elke keer wanneer mijn dochters huilden voelde ik mijn man, mijn ouders, mijn schoonouders of zelfs de pediater denken dat het mijn eigen schuld was. Mijn kindjes kregen gewoon niet genoeg te drinken. Soms werd dat luidop gezegd of een enkele keer wel eens geschreeuwd, maar meestal hing het ergens in de lucht te zweven. Leven onder hoogspanning.
Crash
Na een half jaar ben ik geknakt. Totaal uitgeput, oververmoeid en ten einde raad. Samen met mijn dochters ben ik naar een ziekenhuis gegaan, gespecialiseerd in het behandelen van postpartumdepressie. Ondanks de afspraken die we vooraf maakten ging het ook daar dezelfde kant op. Advies: stoppen met borstvoeding, want beter voor allemaal. Dat wilde ik niet en ik ben er weggegaan. Wel had ik één en ander op een rijtje kunnen zetten en ik had besloten er zelf voor te gaan, samen met mijn man. Wij waren een gezin en moesten het alleen zien te redden. De hulp en inmenging van onze familie, hoe lief en waardevol ook, kon niet blijven duren. Een extra paar handen hebben is fijn, maar totale overname van wat van ons was wilden we niet meer. Het was tijd om te groeien in zelfvertrouwen.
Geloven in mezelf
We zijn ondertussen alweer heel wat maanden verder en alles is gelukkig heel anders. De prematuurtjes van toen zijn nu vrolijke en ondernemende peuters en ik ben ongelooflijk opgelucht dat ze schijnbaar niets hebben overgehouden aan hun moeilijke start. Wanneer ik terugblik en me inbeeld dat ik (nu) mezelf (toen) raad zou moeten geven, dan zou ik me op het hart drukken meer in mezelf te geloven. Niemand wist beter dan ik hoe het met mijn dochters ging en wat ze nodig hadden. Het is nu pas dat ik besef dat borstvoeding zowel voor hen als voor mij meer was dan de beste voeding boordevol antistoffen. Het was nabijheid, voor een stukje inhalen dat we niet lang genoeg exclusief bij elkaar waren geweest. Onzekerheid was niet nodig en ik had meer dan voldoende melk. Uiteindelijk heb ik liters vervallen moedermelk moeten weggieten door de gootsteen.
Van de keren dat ik ben bezweken onder de druk van mijn omgeving en heb toegestaan dat mijn meisjes poedermelk dronken heb ik tot op de dag van vandaag veel spijt. Het was telkens opnieuw een experiment waarvan ik diep in mijn hart de uitkomst al kende. Het enige dat mijn kindjes nodig hadden was hun mama. Een flesje hielp hen niet, integendeel. Een lactatiekundige zei me na observatie ooit dat ze de indruk kreeg dat mijn kindjes het liefst terug ìn mij zouden kruipen. Waarom ze precies zo veel huilden, zal ik nooit met zekerheid weten. Medisch was er na het bij een pH-metrie vaststellen van reflux en het toedienen van medicatie eigenlijk geen reden voor. Rommelende darmpjes, maar welke baby heeft daar nooit last van? Naar mijn aanvoelen had het te maken met hun vroeggeboorte. Misschien kwamen alle prikkels te hard binnen bij hen en was mamatanken pure noodzaak.
Terugblik
Wat ben ik blij dat ik nooit helemaal heb opgegeven. In alle eerlijkheid durf ik te stellen dat de borstvoeding me door de donkerste periode heeft gesleept. Het was mijn reden om op te staan, om te eten, om verder te gaan, om te leven.
Mijn lieverds zijn nu ruim twee jaar en zijn op eigen initiatief gestopt met mamamelk drinken. Ze verloren de interesse, dronken steeds korter en concludeerden na een paar dagen dat de melk ‘op’ was.
Ze informeerden of ik nieuwe melk zou gaan kopen. Toen ik hen vertelde dat dat niet zo simpel was, reageerden ze met hun heerlijk kinderlijke logica dat ik mijn borsten dan maar bij het vuilnis moest zetten. Dat heb ik toch maar fijn niet gedaan, haha. De kindjes hebben er nadien niet echt meer naar omgekeken. Ze gaan gewoon door met het verkennen van de wereld en komen zo nu en dan eens een mamaknuffel halen.
Credits
- Foto’s en tekst: Mama van Twee @2enmeer