We weten dat het zuigen aan de borst het prolactinegehalte doet stijgen, en dat daardoor de borst wordt aangezet om melk te gaan produceren. Daarnaast weten we dat melkproductie een kwestie is van vraag en aanbod: hoe meer een kind drinkt, hoe meer melk de moeder produceert.
Echter, tussen een en zes maanden postpartum daalt het prolactine gehalte, terwijl de hoeveelheid melk die gedurende deze maanden per dag geproduceerd wordt, gelijk blijft. Na zes maanden is het prolactine gehalte in het bloed nog steeds iets hoger dan bij een niet-voedende moeder. Maar er blijkt geen relatie te zijn tussen het prolactine gehalte in het bloed van de moeder, en de hoeveelheid melk.
Dit roept de vraag op: Hoe wordt de melk dan geproduceerd?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen endocriene aansturing van de melkproductie en autocriene aansturing van de melkproductie.
Endocriene aansturing van de melkproductie
Tijdens de zwangerschap stijgt het prolactinegehalte in het lichaam van de vrouw. Het hoge progesteron- en oestrogeengehalte zorgt ervoor dat de prolactine nog niet leidt tot melkproductie. Na de geboorte van de placenta, daalt het progesteron- en oestrogeengehalte in het lichaam van de moeder heel snel. De borsten reageren daarop door na ongeveer de derde of vierde dag melk te gaan produceren. Het zuigen aan de borst veroorzaakt een nieuwe aanmaak van prolactine, waardoor er weer meer melk wordt aangemaakt. Na verloop van tijd daalt geleidelijk het prolactinegehalte. De melkproductie gebeurt dan niet meer via de tussenkomst van de prolactine, maar vindt ter plekke plaats. Dat wordt de autocriene of hormonale besturing genoemd.
Autocriene aansturing van de melkproductie
De autocriene aansturing van de melkproductie is plaatselijk en verloopt zonder tussenkomst van hormonen. De melkklieren reageren zelf op het legen van de borst met het opnieuw aanmaken van melk. Hoe leger de borst is, hoe meer melk er wordt aangemaakt. En als de borst vol wordt, wordt de productie afgeremd. Het vraag-antwoord principe van borstvoeding is dus in feite vooral plaatselijk, in de borst zelf geregeld.
De overgang van endocriene naar autocriene melkproductie gebeurt tijdens de stuwing, vlak na de bevalling.
Verschillen tussen de linker en rechter borst
Een verschijnsel dat nu een duidelijke verklaring krijgt, is het verschijnsel dat de twee borsten afzonderlijk melk aanmaken.
Het kan voorkomen dat de ene borst veel meer melk aanmaakt dan de andere. Daly e.a. heeft aangetoond dat dat heel vaak zo is, en dat de verschillen tussen de linker- en de rechterborst heel groot kunnen zijn. Dit verschijnsel kan beter verklaard worden vanuit het autocriene principe, dan vanuit de hormonale (endocriene) verklaring. Immers, als de melkproductie door de hormonen werd gestuurd, dan zou als de baby aan de linkerborst zuigt, de vrijgekomen prolactine, de linker én de rechterborst gelijkelijk doen vullen. We weten dat dat niet zo is. Als de baby aan de linkerborst drinkt, dan vult zich daarna de linkerborst weer.
Onafhankelijke processen
De endocriene en de autocriene aansturing van melkproduktie zijn twee processen die onafhankelijk van elkaar hun werk doen. Hoe ze precies met elkaar samenhangen is nog niet duidelijk. In principe speelt een paar dagen na de bevalling het autocriene proces de belangrijkste rol in de melkproductie. Maar Cox e.a. zeggen dat mogelijk een basisnivo van prolactine een rol blijft spelen bij de voorzetting van de melkproductie.
Bronvermelding
- Journal of Human Lactation 11(1), 1995 pp 21-26 “Infant Demand and Milk Supply, Part 1: Infant Demand and Milk Production in Lactating Women,” Daly, Steven and Peter E. Hartmann
- Journal of Human Lactation 11(1), 1995 pp 27-37 “Infant Demand and Milk Supply, Part 2: The Short-Term Control of Milk Synthesis in Lactating Women.” Daly, Steven and Peter E. Hartmann
- Cox DB, Owens RA & Hartmann PE, 1996, ‘Blood and milk prolactin and the rate of milk synthesis in women’ Experimental Physiology 81: 1007-1020