Monitoren van de groei van Vlaamse kinderen

kindjeadborst_14.jpgBorstvoeding, groei en groeistandaard: het gebruik van de WHO-groeistandaard om de groei van Vlaamse kinderen te monitoren.
Deze studie is opgezet om te meten hoeveel kinderen in Vlaanderen borstvoeding krijgen en voor hoe lang ze borstvoeding krijgen; ook werd de groei van de exclusief met moedermelk gevoede kinderen vergeleken met de gegevens van de WHO groeistandaard en de lokaal gebruikte groeikaarten die weergeven hoe alle Vlaamse kinderen groeien. Een groep van 3287 kinderen van 0-3 jaar is onderzocht. Naast de borstvoedingdata werden gemeten: de lengte, gewicht, BMI, hoofdomtrek.
Het Kenniscentrum Borstvoeding vindt het niet terecht dat de WHO-groeistandaard niet gebruikt gaat worden om de groei van alle Vlaamse kinderen te monitoren.

Resultaat en conclusie, volgens onderzoekers

kindjeadborst-6.jpgVan de kinderen uit de onderzoeksgroep krijgt 68,2% op de eerste dag borstvoeding, en ongeveer 25% van die kinderen krijgt borstvoeding gedurende de eerste zes maanden, waarbij een grote groep vanaf vier maanden al bij-gevoed is met vast voedsel. De kinderen die tussen de vier en zes maanden bij-gevoed werden naast de borstvoeding zijn expres meegenomen. Als de onderzoekers alleen de kinderen hadden geteld die de eerste zes maanden werkelijk exclusief borstvoeding hadden gekregen, dan ‘was dit percentage te laag geweest’, aldus de onderzoekers. De groeicurven die in Vlaanderen gebruikt worden, blijken anders te zijn dan het groeipatroon dat deze borstkinderen laten zien. De groeistandaard van de WHO blijkt qua lengte redelijk op die van de Vlaamse onderzoeksgroep, maar wijkt af wat betreft gewicht, BMI en hoofdomtrek. Het groeipatroon van Vlaamse borstkinderen zit dichter tegen de gegevens aan van de lokale groeicurven dan die van de WHO. De onderzoekers adviseren daarom de Vlaamse groeicurven te gebruiken voor alle kinderen in Vlaanderen. De door de WHO ontwikkelde WHO-groeistandaard wordt niet voldoende geacht.

De WHO groeistandaard

kindjeadborst-5.jpgDe WHO heeft begin 2006 nieuwe curven gepubliceerd. Ruim 8000 kinderen uit Brazilië, Ghana, India, Noorwegen, Oman en de VS, in heel verschillende regio’s van de wereld dus, werden gevolgd en hun groeigegevens werden genoteerd. Deze kindjes kregen uitsluitend borstvoeding in de eerste zes maanden. Daarna kregen zij borstvoeding tot en/of na de periode van twee jaar en bijvoeding volgens de norm die de WHO daarvoor ontwikkelde.

De WHO gaat er van uit dat de soorteigen melk, moedermelk dus, de normale en optimale voeding is voor baby’s en jonge kinderen. Het groeipatroon van met de borst gevoede kinderen wordt daarom als het normale groeipatroon van mensenkinderen gezien. Dit is dus de standaard voor onze soort. Of anders gezegd: met deze nieuwe WHO normen voor de groei van kinderen is het mogelijk te laten zien hoe kinderen zouden moeten groeien. Onafhankelijk van of ze nou borstvoeding of kunstvoeding krijgen.

WHO: ‘The standards depict normal human growth under optimal environmental conditions and can be used to assess children everywhere, regardless of ethnicity, socioeconomic status and type of feeding.’

De vorm van de groeicurve van de met kunstvoeding gevoede kindjes is, met name gedurende de eerste zes maanden anders dan die van kinderen die uitsluitend borstvoeding te drinken krijgen.
Lees hier meer over het interpreteren van de WHO-groeistandaard en hier op de site van de WHO.

Deze standaarden zijn een juist en adequaat hulpmiddel om de groei van kinderen te monitoren, zodat op tijd gezien kan worden of kinderen te hard groeien, dan wel te veel in gewicht toenemen in hun jonge jaren. De groeistandaarden laten ook zien dat gezonde kinderen die opgroeien in een gezonde omgeving en die de aanbevolen voeding krijgen [borstvoeding dus], en bijvoeding volgens de WHO-normen, waar ook ter wereld een nagenoeg vergelijkbaar groeipatroon laten zien.

De groei van de kinderen uit de onderzoeksgroep

vlag1.jpgDe onderzoekers onderkennen het feit dat kinderen die kunstvoeding drinken anders groeien dan kinderen die borstvoeding krijgen. Zij delen de mening van de WHO dat borstvoeding gezien moet worden als de normvoeding. Toch zijn zij van mening dat de lengteverschillen onder kinderen vooral veroorzaakt worden door het land van herkomst van de ouders. Zo zijn de Vlaamse jongeren gemiddeld twee tot vier centimeter kleiner dan de Nederlandse jongeren, maar wel twee tot drie centimeter groter dan hun leeftijdgenoten uit Groot-Brittannië. De onderzoekers vinden dan ook dat de groeistandaard die de WHO hanteert te algemeen is. Ze hebben een eigen Vlaamse groeicurve gemaakt voor Vlaamse kinderen.

De groeistandaard van de WHO zien als de standaard is naar de mening van de onderzoekers dus onjuist. Zij blijven op het standpunt dat de groei van kinderen moet worden vergeleken met de groei in de rest van de populatie en niet met die van kinderen die op natuurlijk/normale manier aan de borst volgens een soort-specifiek patroon worden gevoed. De onderzoekers hechten een belang aan ‘het gemiddelde’ en kijken veel minder naar hoe het groeipatroon is van het kind ten opzichte van zijn lengte en gewicht bij de geboorte.

De onderzoekers stellen zelf dat zij meer ophebben met een status-quo meting dan een afzetten tegen een norm. Zij negeren volkomen de uitkomsten van de WHO dat juist laat zien dat de geografische en etnische afkomst heel weinig verschil maakt in geboortegewicht en -lengte.

Conclusie van het Kenniscentrum Borstvoeding

bvlogo-8.jpgPunt is dat de onderzoekers toch niet lijken te erkennen dat borstvoeding de normvoeding is, en dat daar dus de referentiewaarden liggen. Ook menen zij dat je met het meten van de soort melk die het kind drinkt voldoende onderscheid maakt, maar zij weten of onderkennen niet dat ook de manier van voeden van invloed kan zijn.
In België is het namelijk, net als in veel Westerse culturen, een normale gewoonte om je kind met grote tussenpozen aan de borst te voeden. Grote tussenpozen vergelijkbaar met de kunstvoedingnorm. Deze wijdverbreide en ook in bijvoorbeeld Nederland en de UK veel toegepaste, te lage voedingsfrequentie kan heel goed een factor zijn voor het afwijkende beeld dat de borstkinderen daar laten zien ten opzichte van de WHO-norm.

Verder zitten er in de onderzoeksmethode nog een paar onnauwkeurigheden, zoals het feit dat een deel van de gegevens retrospectief werd verkregen en een deel uit recente gegevens. Zo werd bijvoorbeeld voor de gegevens over geboortelengte en -gewicht en over de voeding in de eerste weken teruggegrepen op de herinnering van de ouders. De WHO verzamelde alleen recente gegevens via goed geïnstrueerde onderzoeksassistenten.

Met dank aan

Gonneke van Veldhuizen-Staas, lactatiekundige IBCLC

Bron

Lees ook

Copyright

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden