Inbakeren was en is in veel tijden en culturen een veel gezien gebruik. Vaak is het opgenomen in de traditionele gebruiken, waarvan men het nut of de reden is vergeten. In andere situaties werd het gebruikt om kinderen tijdens het werk van de moeder veilig te kunnen wegleggen. In sommige culturen denkt men dat kinderen door ze strak gestrekt in te bakeren rechte ledematen zullen krijgen.
Gonneke van Veldhuizen-Staas geeft uitgebreid haar mening.
Wat en hoe en waarom wel of niet!
In Nederland is inbakeren in het begin van de vorige eeuw in onbruik geraakt. De vernieuwde inzichten in de gezondheidszorg leerden dat kinderen van jongs af aan, naast goede en voldoende voeding, frisse lucht en bewegingsvrijheid nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen.
Sinds enkele jaren is de gewoonte van het inbakeren in Nederland begonnen aan een rentree. Met name door de publicaties van de antroposofische consultatiebureau verpleegkundige Ria Blom zijn moeders geïnteresseerd geraakt in deze methode en zijn ook reguliere consultatiebureaus het gaan aanbevelen als middel om huilbaby’s en anderszins onrustige en veeleisende baby’s te kalmeren.
Wat is inbakeren
Inbakeren is het meer of minder volledig en meer of minder strak inwikkelen of inpakken van een kind in doeken.
Hoe worden kinderen ingebakerd
Er zijn verschillende manieren. De meest losse vorm is een omslagdoek die luchtig om de baby wordt geslagen of gewikkeld, waarbij de eigen houding van het kind wordt gevolgd. Een andere manier is om een doek vrij strak om het bovenlijfje te wikkelen, waarbij de handjes bij het hoofdje zijn en eventueel gekruist over de borst liggen; om de beentjes is slechts losjes een doek geslagen.
Strakker wordt al de methode waarbij weliswaar de beentjes hun eigen gang kunnen gaan in de losse doek, maar waarbij de armpjes met gestrekte handjes langs de zijden worden gefixeerd met een stevig omgeslagen en vastgemaakte doek.
De meest strakke methodes zijn die waarbij zowel de armpjes als de beentjes gestrekt worden, met gestrekte handjes en voetjes en zeer stevig gewikkelde en vastgezette doeken. De bewegingsvrijheid van het kind is hierdoor volledig beperkt en tot nul gereduceerd. Hiervoor bestaan er ook voorgevormde inbakerdoeken. Deze tegenwoordig veel gepropageerde methode doet sterk denken aan een dwangbuis voor lastige of agressieve psychiatrische patiënten.
Bij traditionele methoden wordt, afhankelijk van de cultuur, daarnaast gebruik gemaakt van lange linten om de baby en de doeken vast te strikken of een plankje om de ingebakerde baby op te fixeren. Bij veel traditionele inbakermethoden is de bewegingsvrijheid van het kind tot nul gereduceerd.
Waarom worden kinderen ingebakerd
In traditionele culturen bakert men in om het kind veilig te kunnen wegleggen terwijl de moeder werkt of om rechte ledematen te krijgen. Veel ouders wikkelen van nature losjes een omslagdoek om hun kind als hij even wordt neergelegd. Zo blijft hij warm en voelt hij zich niet zo verloren in de grote ruimte.
In de zorg voor baby’s die verslaafd ter wereld komen en bij te vroeg geboren kindjes wordt een methode gebruikt die de handjes bij het hoofdje houdt en die de beentjes speelruimte laat; het kind ligt hierin op een manier die te vergelijken is met de houding in de baarmoeder of met de houding van een kind dat in een draagdoek ligt.
Voor huilbaby’s, baby’s met ongewenst gedrag en baby’s die te weinig slapen, wordt inbakeren gebruikt om prikkels te verminderen, zowel van buitenaf als die van het kind zelf, waardoor het kind rustig gedrag vertoont en langer aaneengesloten slaapt.
citaat uit Pacco site
‘Meer van minder. Hoewel sommige kinderen goed met onregelmatigheid in slapen en drinken om kunnen gaan, leidt dit bij anderen tot oververmoeidheid en jengelgedrag. Menig kind vertoont overactief gedrag door onderliggende vermoeidheid. Ze worden hongerig naar meer en lijken maar kort tevreden te zijn met iets. De ouder heeft niet altijd in de gaten dat er in feite meer van minder nodig is. Ongemerkt wordt een ‘vermaakprogramma’ aangeboden en wordt het kind steeds in slaap geholpen in plaats van uit zichzelf in slaap te vallen. |
r
Dit citaat, deze verantwoording om te bakeren, gaat precies in op de vragen en twijfels die veel ouders tegenwoordig hebben en lijkt op het eerste gezicht heel zinnig. Men denkt dat het kind zich niet gedraagt hoe het zich moet gedragen. Men vindt, denkt, dat een kind een bepaald aantal keren per etmaal moet/mag eten en een bepaald aantal keren een bepaalde tijd moet/mag slapen. Veel moeders werken buitenshuis en ook bij de oppas of op het kinderdagverblijf vindt men dat baby’s zich volgens een bepaald patroon horen te gedragen. Maar klopt dit beeld wel? Laten we eens naar deze zinsnede kijken:
‘Er zijn baby’s die in plaats van vijf keer tien keer aan de borst drinken en hazenslaapjes hebben van tien minuten in plaats van drie tot vier maal per dag twee uur achtereen te slapen.’
De ontwikkeling en het spijsverteringssysteem van de baby en de samenstelling van menselijke melk zijn een aanduiding voor de manier waarop een mensenkind zou moeten eten. Het spijsverteringsysteem is bij de geboorte nog niet volledig ontwikkeld, de maag is ongeveer zo groot als het gebalde vuistje van het kind zelf en moedermelk bevat naast alle belangrijke voedingstoffen en beschermende factoren veel suiker en erg veel water. De hersenen en het zenuwstelsel, die ook nog onvolledig ontwikkeld zijn bij de geboorte, hebben een constante toevoer van suikers en specifieke vetten nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. Uit deze feiten is af te leiden dat mensenkindjes eerder vaker dan tien keer per etmaal moeten eten dan minder. Het moge duidelijk zijn dat lange slaapperioden dan niet mogelijk en dus ook niet gewenst zijn. De ontwikkelingsstatus bij de geboorte, de samenstelling van de melk en het daarmee samenhangende voorkeurspatroon van voeden en slapen zijn samen aanduiding voor de noodzaak voor het jonge kind om het overgrote deel van elk etmaal in de directe nabijheid van zijn moeder te zijn.
Vaak aan de borst willen is normaal
Ontwikkelingspsychologisch onderzoek wijst uit dat intensieve moeder en kind nabijheid in de eerste levensfase een belangrijke factor is bij een stabielere psycho-emotionele ontwikkeling en een betere vaardigheid in het aangaan en onderhouden van duurzame relaties in het verdere leven. t
Vanuit de wetenschap van de fysieke en psychologische ontwikkeling van het kind gezien is het dus volledig normaal dat een kind vaak aan de borst gaat en vaak een beetje slaapt. Alleen in een bedje, zonder menselijk contact, lange slaapperioden doormaken en een beperkt aantal grote maaltijden zijn vanuit datzelfde oogpunt eerder ongewoon en ongewenst.
Men verwart vaak het normale gedrag van een baby: vaak een beetje eten, vaak een beetje slapen, met de handjes spelen, met de beentjes trappelen, met ongewenst gedrag (oververmoeidheid en ”jengelgedrag”). Over het slaapgedrag stellen de voorstanders van met name de strakke methodes van inbakeren (Blom, Pacco) dat het kind zichzelf wakker houdt, doordat het wakker schrikt als het zijn armpjes en beentjes beweegt. Men lijkt hiermee te stellen dat de baby moe is en slaap nodig heeft, maar vervolgens met opzet met zijn armpjes gaat zwaaien om wakker te blijven. Het lijkt alsof men denkt: hij is wel moe en zou moeten slapen, maar hij WIL niet slapen.
Vlak voor het slapen
Kindjes die alleen in een bedje te slapen worden gelegd, op de rug, want dat moet in verband met wiegendood, gaan inderdaad op het moment van in slaap vallen vaak met de armen zwaaien. Dit zwaaien is een normale reflex en is het gevolg van een gevoel van onveiligheid. Op de rug liggend zonder steun en grens is het kind weerloos en kan het zichzelf niet afsluiten. Iedereen heeft wel eens ervaren dat op het moment van in slaap vallen er een ervaring is alsof je van een stoepje valt, je schrikt, wordt weer een beetje wakker en valt vervolgens in slaap. Een jonge baby die dit gevoel heeft, heeft hierop een sterke reflexmatige reactie, de Mororeflex, die gepaard gaat met het zwaaien met en/of spreiden van de armpjes en hij wordt hier helemaal wakker van. Een op zijn rug liggend ingebakerd kind heeft hier inderdaad geen last van, want hij kan zijn armen niet meer bewegen. Het gevoel van vallen en de reflex die erop wil volgen zijn er echter nog wel degelijk. Ongemerkt wordt een ‘vermaakprogramma’ aangeboden en wordt het kind steeds in slaap geholpen in plaats van uit zichzelf in slaap te vallen.
Een vermaakprogramma is inderdaad niet goed voor een kind. Het houdt het eerder wakker en alert dan dat het slaapverwekkend is. De nabijheid van de moeder, die bezig is met haar normale bezigheden, gecombineerd met de mogelijkheid tot frequente voedingen aan de borst, geven het kind voldoende mogelijkheden en rust om te slapen als dit nodig is. De nabijheid van de moeder, bijvoorbeeld in een draagdoek, met een naar de moeder gekeerd lijfje en gezicht, is ook een filter tegen al te veel andere indrukken van buitenaf die het kind al te wakker en alert houden.
Wat is er tegen op inbakeren
De methodes van inbakeren waarbij het kind strak en volledig gestrekt wordt ingebakerd hebben een negatieve invloed op het beginnen met en in stand houden van de borstvoeding, strekken het lichaam van het kind in een onnatuurlijke en potentieel gevaarlijke houding, leiden de aandacht af van potentieel gevaarlijke situaties en lichamelijke gebreken die behandeld zouden moeten worden, zijn een mogelijke een factor bij wiegendood, veroorzaken fysieke verwijdering tussen moeder en kind en vergroten mede daardoor het risico van een verstoorde bonding.
Borstvoeding
Zeker in de eerste weken, als het kind het drinken aan de borst nog moet leren, spelen de handjes daarbij een grote rol. De baby heeft de handjes nodig om de borst te vinden en om aan te happen. Ze helpen hem met de oriëntatie in de ruimte. Vlak na de geboorte ruiken zijn handjes naar vruchtwater en die geur ligt dicht bij de geur van tepel en tepelhof, waardoor het vinden van de borst mogelijk wordt. De fysieke scheiding van moeder en kind die inherent is aan bakeren (het idee van inbakeren is immers dat het kind dan stil en alleen lang zal slapen) is een grote inbreuk op het systeem van vraag en aanbod en dus op de melkproductie. De strak ingebakerde baby kan ook nauwelijks nog signalen geven dat hij een voeding nodig heeft (ofwel omdat hij diep en lang slaapt en het zelf niet eens merkt, ofwel omdat er niets te bewegen valt om signalen mee te geven) en de moeder is minder geneigd om op haar baby te letten of hij eventueel signalen geeft, omdat zij haar kind niet direct bij zich in de buurt is.
Fysieke ontwikkeling
Een pasgeboren kind heeft een nog zeer onvolledig ontwikkeld lijfje, het skelet is haast nog zacht als boter en de gewrichten zitten nog maar losjes in elkaar. Het is nog heel gevoelig voor (letterlijke) indrukken van buitenaf. De Chinezen gebruikten dit gegeven voor het inbinden van de voetjes van de meisjes, zodat deze hun leven lang klein en verfijnd zouden blijven. We zien het ook bij kindjes die een voorkeurshouding hebben: zij ontwikkelen een afplatting op het hoofdje op de plaats waar zij steeds het matrasje raken. Kinderen die flesvoeding krijgen of veel op een fopspeen zuigen, krijgen een vervorming van het gehemelte, waardoor dit spitser en smaller wordt en er een grote kans is dat de tanden later onvoldoende plaats hebben om een recht gebit te vormen. Bij strakke en volledig gestrekte methoden van inbakeren worden alle gewrichten van de baby gefixeerd in de fysiologisch minst gewenste houding. Met name de heupjes kunnen hier niet tegen en er is dus een zeer sterk verhoogd risico van heupdislocatie, waardoor een spreidbroek nodig is. Men ziet bij kinderen die relatief veel tijd ingebakerd doorbrengen (alle slaaptijden samen zijn 12 tot 18 uur per etmaal voor een jonge baby, dus 50 tot 75% van elk etmaal) vaak dat zij ook in niet-gebakerde toestand hun ledematen gestrekt houden, waarbij de armpjes slap langs het lijf gestrekt liggen en de beentjes eindigen in gespitste voetjes. De normale, fysiologische houding voor een baby in rust is met gebogen gewrichten en met bewegende ledematen tijdens spel en actieve bezigheden.
Ziekte en verwondingen
Een kind dat strak is ingebakerd kan minder goed voelen en laten merken als er iets niet goed is. Zo kunnen eventuele ziekten of verwondingen over het hoofd worden gezien. Dit is over het algemeen een gevaar van het interpreteren van huilen als ongewenst gedrag dat moet worden bestreden Kinderen die onrustig zijn en huilen, omdat ze een spijsverteringsprobleem hebben of allergisch zijn, raken dit probleem niet kwijt door het te ontkennen. Ook als de baby niet meer huilt of onrustig is, blijft het probleem bestaan en kan ongemerkt verergeren Een stijgend aantal kinderen loopt tijdens de geboorte een verwonding of vervorming aan het hoofd, de wervelkolom of de skeletuur van de schoudergordel op (KISS). Zij kunnen daardoor allerlei problemen hebben zoals pijn, moeilijk drinken, slikken en verteren, mogelijk een reflux en asymmetrische ontwikkeling. Zij zijn vaak onrustig en huilen veel. Kinderen met dergelijke verwondingen onbeweeglijk vastbinden in een onnatuurlijke houding zal de verwondingen eerder verergeren en eventueel laten vastgroeien, dan dat ze erdoor worden genezen. Dit kan op korte en lange termijn ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid, de ontwikkeling en de schoolresultaten.
Wiegendood
Het risico van oververhitting, een belangrijke factor bij wiegendood, is vooral bij strak inbakeren groot, ook als het kind geen koorts heeft. Daarnaast heeft een baby die kunstmatig lang en diep in slaap gehouden wordt een veel groter risico om te stoppen met ademhalen en dus dood te gaan. Juist omdat hij zich niet kan bewegen en zichzelf wakker maken. Dit risico wordt sterker wanneer het kind ingebakerd in een eigen kamertje verblijft en daardoor zich niet kan richten op de ademhaling en verdere geluiden van de ouders.
Verwijdering
Door een kind in te bakeren is de noodzaak om het kind in armen te houden verdwenen en kan het kind om het even waar veilig worden weggelegd. Dit kan een negatief effect op de hechting tussen moeder en kind hebben, omdat het de moeder meer afstandelijk maakt en minder gevoelig voor de signalen en behoeften van haar kind, voor zover het in strak ingebakerde toestand nog signalen geeft.
Ontkenning
Maar het grootste bezwaar tegen het routinematig gebruiken van het inbakeren bij alle kinderen die niet passen in het beeld dat men heeft over het gedrag van baby’s is wel dat het een totale ontkenning is van de baby als mens en individu en dus van de biologische, emotionele en psychologische behoeften die hij heeft. Dit geldt voor het routinematig inbakeren volgens alle methoden, maar sterker voor de strak gestrekte methodes.
Is inbakeren dan nooit goed?
Er zijn situaties waarin inbakeren therapeutisch kan worden toegepast onder gecontroleerde omstandigheden.
Te vroeg geboren baby’s, die niet gekangoeroet worden en kinderen die verslaafd geboren worden en niet voldoende reageren op het dragen in een doek en veel lichamelijke aandacht kunnen, mits op de goede manier gebakerd, daar zeker baat bij hebben. Ook baby’s die ondanks veel dragen en een goede manier van borstvoeding geven toch ontroostbaar blijven huilen, kunnen behoefte hebben aan de afgezonderde rust van het ingebakerd zijn. Een goede manier van bakeren houdt de baby in een niet-gestrekte houding en houdt de handjes bij het lichaam, bij het hoofdje. Hierbij moet worden aangetekend dat een (ogenschijnlijk) gezond kind dat niet reageert op lichamelijke nabijheid, koestering en frequente borstvoeding moet worden onderzocht op mogelijke ziekten of aandoeningen, mogelijk autistisch gerelateerd. Ernstig allergische kinderen zullen meer baat hebben door koestering en borstvoeding door een moeder die op dieet is, dan van inbakeren.
Ook bij onvermijdelijke scheiding van moeder en kind waar het niet mogelijk is dat het kind in de directe nabijheid van een ander mens is, is niet-strak inbakeren volgens een ‘handjes bij het hoofdje’ -methode een goed alternatief.
Maar wat moet je dan?
Meer en meer moeders gaan hun baby inbakeren. Hierin worden ze vaak gesteund door het consultatiebureau of ze worden zelfs door het consultatiebureau op deze mogelijkheid gewezen. De aanbevelingen van het consultatiebureau en de boekjes die er over geschreven zijn, berusten geenszins op wetenschappelijk onderzoek. Het is een herontdekte gewoonte die goed aansluit bij het kindbeeld dat past in onze huidige westerse maatschappij.
Huilen bij alleen zijn, vaak een beetje willen drinken en bij mama willen zijn, zijn allemaal volslagen normale gedragingen voor een mensenbaby. De meest natuurlijke manier om op deze basisbehoeften van een baby in te gaan, is door hem bij je te dragen, bijvoorkeur liggend in een draagdoek (in een draagzak hangt het kind in een gestrekte houding met afhangende armpjes). In een draagdoek is het kind stevig begrensd en voelt het zich beschut in de nabijheid van zijn moeder. De borst is dichtbij voor de frequente kleine slokjes en de moeder kan na enige oefening voeden terwijl de baby in de doek ligt en terwijl zij verder gaat met haar bezigheden. De rust van de veiligheid en het ritme van het moederlichaam geven het kind de rust en ritme die hij nodig heeft.
Onderzoek
In het Wilhelmina Kinderziekenhuis is een onderzoek gedaan naar inbakeren. De vraagstelling van het onderzoek was: helpt inbakeren bij huilbaby’s? Het antwoord was natuurlijk op voorhand al duidelijk: ja, het helpt bij huilbaby’s, want dat is de ervaring van moeders die inbakeren: Ingebakerde baby’s huilen minder. Maar daar schiet je niets mee op, met dat weten. De vraag moet om te beginnen zijn:
Waarom huilen baby’s zoveel?
Urenlang huilen (in de zorg geldt als regel dat tot drie uur per dag huilen normaal is) is een heel a-typisch gedrag voor een gezonde zuigeling. Huilen is een schreeuw (letterlijk) om hulp. Een zuigeling heeft een heel arsenaal van communicatiemogelijkheden: lichaamstaal en bewegingen, geluidjes en mimiek. Als hierop niet wordt gereageerd, worden deze pogingen tot communicatie versterkt: heftiger bewegen, luidere geluidjes. Als hierop nog steeds niet wordt gereageerd gaat het kind over naar de alarmtoestand: hij heeft iemand nodig en er is kennelijk niemand in de buurt. Dat is een potentieel gevaarlijke situatie die onmiddellijk moet worden opgelost en dus zet het kind zijn laatste communicatiemiddel in: hij zet een keel op.
Of een vraag kan zijn
t
- Waarom willen baby’s zo vaak aan de borst?
- Waarom worden baby’s zo vaak wakker ’s nachts?
t
Het antwoord daarop is heel simpel: omdat ze zo gemaakt zijn. Mensen zijn, biologisch gezien, zoogdieren die hun jong bij zich dragen. Diersoorten die dat doen, voeden hun jong zeer frequent of voortdurend, bijvoorbeeld mensapen of kangoeroes.
Blauwdruk
In de menselijke blauwdruk leven wij niet in een veilig huis in een omgeving zonder roofdieren, maar in een natuurlijke omgeving met meer of minder dichtbij meer of minder gevaarlijke dieren. Mensen zijn van oorsprong diersoorten die hun kind bij zich houden of in een nest laten bij anderen. Er is geen reden (in deze blauwdruk) om veel herrie te maken om aandacht te krijgen, want er is altijd iemand dichtbij. Daarbij is het huilen van een kind of een jong dier gevaarlijk, omdat roofdieren dit geluid herkennen als komend van een jong en dus weerloos prooidier. Deze wetenschap ligt diep verankerd in onze instincten en dus zal een baby niet zomaar gaan huilen en daarom voelen veel mensen zich zo naar als ze een baby horen huilen. Huilen is dus een uiterste middel ofwel een uiting van opperste frustratie, angst of pijn. Veel, vaak en ontroostbaar huilen is altijd een reden om het kind heel goed te bekijken en te onderzoeken wat er mis is. Baby’ s huilen nooit om hun zin te krijgen of om hun ouders naar hun hand te zetten, maar altijd omdat er iets aan de hand is.
Nabijheid
Tegemoet komen aan die basisbehoefte van het kind aan menselijke nabijheid is voor de meeste kinderen voldoende om het huilen te reduceren tot nagenoeg niets.
Toch lijken er meer en meer kinderen te zijn die ondanks dat ze veel worden gedragen en nooit alleen zijn toch veel huilen. Wellicht speelt hier onze cultuur met zijn overdaad aan impulsen een rol. Het is heel moeilijk om je volledig af te sluiten van alle storende invloeden van geluids-, licht- en andere golven. Je kunt dit vergelijken met een voedselallergie of overgevoeligheid. Dingen die door de een moeiteloos worden verwerkt, zijn voor het systeem van de ander een te grote belasting.
Voor deze kinderen is dragen in een draagdoek, dicht tegen hun moeder en zoveel mogelijk afgesloten van de buitenwereld een optie. De impulsen van de buitenwereld worden dan als het ware eerst door de moeder opgevangen en gedoseerd aan het kind doorgegeven. Maar voor sommige kinderen is ook dit niet genoeg. Het is goed dan eerst te kijken of er een ziekte of allergie in het spel is. Een kind dat voortdurend pijn heeft, voelt zich uiteraard ook dicht bij zijn moeder nog ziek. Het is beslist niet denkbeeldig dat een ontroostbaar huilende baby een ziekte, verwonding of afwijking heeft. Wordt nu zo’ n baby ingebakerd, dan zal het huilen verminderen, maar de afwijking wordt niet behandeld en kan voor grotere en wellicht minder goed te behandelen problemen zorgen. Met het voortschrijden van de medicalisering van de baring groeit het aantal kinderen met een lichamelijk geboortetrauma in het hoofd-halsgebied. Dit trauma (KISS) kenmerkt zich door bijvoorbeeld een onrustige baby, baby die veel huilt, drinkproblemen, overstrekte houding, voorkeurshouding van het hoofd met afplatting. Na diagnose en behandeling door een daarin gespecialiseerde zorgverlener, verandert het kind vaak opmerkelijk van het ene moment op het andere.
Bronvermelding en lees ook
- Harutyunyan S. Pediatrics and infant nutrition in Armenia. The Armenian Daily Online, april/may 2002
- Widstrom A. Lessons from Sweden: aren’t babies clever?
- Chaarani MW, Al Mahmeid MS, Salman AM. Developmental dysplasia of the hip before and after increasing community awareness of the harmful effects of swaddling. Orthopedics Section, Department of Surgery, Hamad Medical Corporation, Doha, Qatar
- Negatieve invloed inbakeren op borstvoeding en daarmee op de gezondheid van het kind, WHO
- McKenna JJ. Rethinking Normal Infant Sleep
- McKenna, Thoman E, Sadeh A, Anders T et al: Infant-parent co-sleeping in evolutionary perspective: Implications for infant development and the sudden infant death syndrome
- McKenna J. An anthropological perspective on the sudden infant death syndrome (SIDS): The role of parental breathing cues and speech breathing adaptations. Med Anthropol 1986; 10(1) Special Issue
- McKenna J, Mosko S, Dungy C, McAnninch J. Sleep and arousal patterns among co-sleeping mother-infant pairs: Implications for SIDS. Am J Physical Anthropol 1991; 83:331-47
- Dettwyler K. Breastfeeding: biocultural perspectives. Uitg.: Aldine de Gruyter
- Dettwyler K. originele teksten in het engels
- Hunt J. The dangers of holding therapy
Artikelgegevens
- © 2005 Gonneke van Veldhuizen – Staas
- Dit artikel is tevens gepubliceerd op Eurolac
t