Het zou die donderdag een relax-dagje worden bij de kapper, maar het zonnetje scheen zo lekker. Echt een dagje om er met mijn zoontje van vier maanden en oma op uit te gaan. Dat nieuwe kapsel kon nog wel even wachten.
De dag begint leuk en aardig; het zonnetje schijnt, mijn zoontje is vrolijk en in de winkels hangen de nieuwe voorjaarscollecties. Hoe anders wordt dat, als mijn zoon in een erg kakkineuze kledingwinkel opeens begint te huilen. Ik pak hem op en mijn gevreesde vermoeden werd bewaarheid. Het ruikt daar beneden niet meer echt naar die heerlijke Zwitsal-lotion van vanmorgen. Ik kijk eens om me heen en de toonbank met pas geboend, glimmend hout lonkt aantrekkelijk. Even polsen bij de winkeldame.
Lichtelijk geïrriteerd zie ik haar denken; dat kan toch niet? En ze negeert het probleem. Ik kom met ‘het probleem’ dichter bij haar staan, de bepaald niet naar bloemetjes ruikende lucht zal haar toch niet ontgaan. Ik vraag op de man af of zij misschien een plekje heeft om mijn zoon te voorzien van een schone pamper? De blik die ik krijg toegespeeld, spreekt boekdelen en ik zie vanuit mijn ooghoek dat omalief het rustig ‘neuzen’ tussen de rekken ook aan het verliezen is. Ik pak mijn zoon weer in en we lopen gehaast de winkel uit. Dan maar geen nieuw setje voor oma. De winkeljuffrouw kijkt ons zuur na. Niet in de laatste plaats door mijn vrijpostige vraag.
Als mijn zoon enige minuten later is verschoond in een heel wat minder sjieke, maar wel vriendelijke winkel, laat hij weten graag een slokje te willen drinken. Geen probleem, want mama heeft, o wat handig, voor vertrek een flesje afgekolfd. Altijd makkelijk dacht mama nog, zo’n flesje kun je overal geven. Dus op naar de V&D. Routinematig lopen we naar de bovenste etage, wetende dat la Place altijd gezellige eethoekjes creëert waar het makkelijk voeden is. Boven aangekomen blijkt de schok dan ook groot als we ontdekken dat la Place hier in Sittard duidelijk niet op de tweede verdieping ligt. Even flitst het rokerig ogende cafe-achtige tafereeltje beneden bij de ingang voor mijn ogen. Het zal toch niet.. We gaan weer met de tergend langzame lift naar beneden en zien door een rookgordijn inderdaad alleen maar een broodjesbar met een paar tafeltjes bij de ingang van de V&D. Waar is la Place?
Ik besluit het te gaan vragen aan de eerste de beste persoon die ik zie. Aan een meneer, die doen het altijd goed wat betreft vragen over baby’s en voeden. Ik vraag hem of hij misschien een plekje weet waar ik mijn zoon kan voeden? Euh, bij de toiletten? Is zijn antwoord. Ik besef me opeens dat er ook mannen zijn die niets van baby’s weten, laat staan van borstvoeding. ‘Heeft u geen plekje waar ik kan zitten? Aan een tafeltje of zo? Is mijn vraag. Maar het antwoord weet ik al. De man wijst naar het rokerige eetgedeelte. Ik begin een bij voorbaat al verloren discussie over het echt niet kunnen voeden van een baby in een rokerige omgeving en vraag of er ook plaatsen zijn waar niet gerookt mag worden. Die man bij de V&D kijkt me aan alsof ik van een andere planeet kom. Ik laat hem maar. Heeft vast zelf geen kinderen, of misschien niet eens een vriendin. Het zou me niets verbazen.
Even later staan we weer buiten, met een steeds harder huilende baby. Cafeetje dan maar? Bij een snelle blik naar binnen, waarbij ik in het norse gezicht van een hevig paffende madam kijk, lijkt me dit ook geen goed idee. Is hier dan helemaal geen rustig plekje te vinden om mijn kind op mijn gemak te voeden? Desnoods uit het, ‘o, wat handig’, afgekolfde flesje? Dan maar bij de Hema proberen. Ondertussen huilt mijn zoon zo hard, dat oma besluit hem uit de wagen te tillen. De blikken die we dan krijgen toegeworpen, laten me het liefst door de grond zakken.
De ‘och arme’ en ‘wat zielig’ zijn niet van de lucht. Tranen branden achter mijn ogen en ik probeer de lege wandelwagen door de veel te nauwe openingsdeuren te persen. Eenmaal erdoor, besef ik dat ik me weer kan draaien, want een restaurant is in deze Hema niet aanwezig. Dacht ik dat het binnenkomen al lastig was, het naar buiten gaan is een nog grotere opgave, omdat de deuren maar naar een kant zwiepen. En heb ik al verteld hoe vriendelijk en behulpzaam de mensen in Sittard zijn? Gelukkig komt oma met schrijnend huilende zoon braaf achter me aan. ‘In de auto voeden dan maar?’ Luidt haar voorstel. Ik geloof dat ik nu echt moet janken. Het beeld van mij met ontblote borst in een kille parkeergarage spookt al door mijn hoofd.
Wie had ook alweer verteld dat borstvoeding geven zo’n heerlijk intiem rustmoment was? ‘Is hier dan werkelijk helemaal niets?’ vraag ik wanhopig. En dan te bedenken dat ik heerlijk ontspannen bij de kapper had kunnen zitten. We besluiten terug te lopen naar een eetcafeetje dat van buiten erg vriendelijk en proper oogt. Dit blijkt binnen ook het geval te zijn, maar schijnbaar weten meer mensen het enige gezellige eetcafeetje in Sittard te vinden. Als ik met de wagen langs alle stoelen, volle tassen, nog vollere dienbladen en dikke buiken ben gewurmd, kom ik tot de ontdekking dat de trap achter in het pand, niet naar een hoopvolle tweede etage leidt, dus ook niet naar een hoopvol, prachtig dakterras. Niet huilen, niet huilen, denk ik alsmaar. Oma vraagt voorzichtig aan een druk bezig zijnde ober of er misschien een plekje is waar ik zou kunnen voeden. ‘Borstvoeding?’ vraagt de man. Oma denkt even niet aan het o, zo handige-flesje dat o, zo handig lekker koel verpakt in de o, zo handige verzorgingstas zit, en antwoordt Ja. ‘Geen probleem’, antwoordt mijn reddende engel resoluut en vraagt me hem te volgen. Hij loopt de trap op. Ha, zie je wel, mannen met kinderen en verstand van baby’s en borstvoeding bestaan! Ik laat wagen en al achter, neem mijn zoon op de arm, negeer alle boze blikken en loop achter mijn Gabriel aan.
Even later zit ik op een oude keukenstoel tussen de kratten frisdrank en dozen wijn. Een beetje frisjes ook. Ik klaag niet. Tevreden kijk ik naar mijn zoon die genietend drinkt aan mijn borst. Zijn handje strelend zoekend aan mijn trui. Hèhè, eindelijk, lijkt hij te denken. Ja, borstvoeding geven is inderdaad even een rustmomentje voor zoon én moeder!
Geschreven door Marjan