De WHO (World Health Organisation) adviseert om twee jaar borstvoeding te geven omdat dit gedurende de eerste twee jaar (vanaf zes maanden met vast eten ernaast) de beste voeding is voor een baby/peuter. Ik weet dat kinderen met de fles ook groot worden en ik vind persoonlijk dan ook dat het iemands eigen keuze moet zijn. En als hulpverlener doet mijn mening er ook niet toe.
Zelf wilde ik ook geen twee jaar borstvoeding geven, dat vond zelfs ik te lang. Ik gaf zestien maanden borstvoeding. Gek werd ik ervan dat er bij verjaardagvisite telkens weer gevraagd werd wanneer ik ging stoppen. Ik kreeg vaak de reactie; ‘Geef je nog steeds borstvoeding, is dat niet erg lang’. Nee het advies is twee jaar.
De mensen die hun kind de fles -met kunstvoeding- geven, pleiten om keuzevrijheid ‘het is toch een keuze’. Ja dat is ook zo, maar waarom moest ik mezelf dan ook zo vaak verdedigen dat ik na zes maanden ‘nog steeds’ de borst gaf? Mensen die vóór borstvoeding zijn moeten respect en begrip hebben voor mensen die besluiten kunstvoeding te geven aan hun kind. Andersom is het een heel ander verhaal… Als (lang)voedende moeder moet je jezelf steeds maar verdedigen en heerst er zoveel onbegrip. Maar o wee als jij als borstvoedende moeder iets zegt over iemand die zijn kind kunstvoeding geeft.
De borst is ook zoveel meer dan alleen voeding. Voor mij, een studerende moeder die haar kind vijf dagen in de week naar de opvang bracht, was het iets wat mij onderscheidde van de oppasmoeder. Alleen ik kon mijn kindje borstvoeding geven, alleen ik kon voor haar kolven. Die intieme momenten dat ik mijn dochter aan de borst had, waren zo mooi! Ik had zelf ook niet verwacht dat ik zolang zou blijven voeden! Uiteindelijk gaf mijn dochter er met zestien maanden zelf de brui aan, ze wilde niet meer en daar was de kous mee af.
Ik kijk met een goed gevoel terug op de borstvoedingsperiode. Soms zelfs met een klein beetje gemis. Het heeft af en toe echt wel wat inzet en motivatie nodig gehad. Ik zie mezelf nog kolven tijdens mijn stages, tussen de bevallingen door, in een lege verloskamer (ik studeer namelijk verloskunde en werk daarnaast in de kraamzorg). Soms stond ik een bevalling te doen, terwijl ik eigenlijk moest kolven. Kwam het kind ter wereld, begon het te huilen en schoot ook mijn melk toe. Zo heb ik leuke herinneringen aan mijn borstvoedingsperiode.
Over de norm gesproken. Ik zie redelijk wat gezinnen. Wat ik me weleens afvraag is of ik nou zoveel anders ben dan de rest of dat ik de norm ontgroeid ben?
Als ik om me heen kijk en mezelf vergelijk met leeftijdsgenoten zie ik veel verschillen. Tegenwoordig is de norm om aan gezinsplanning te doen.
Je gaat eerst een tijd samenwonen, dan ga je een keer verloven. Na een jaar van voorbereiding op het huwelijk, waarbij je alles tot in de kleinste details plant, ga je trouwen. Je huwelijksdag moet jouw moment zijn als bruidspaar, waarin alles tot in de kleinste detail gaat zoals jij dat wilt.
Na deze ‘mooiste dag van je leven’, ga je eerst van het leven genieten. Je studie moet afgemaakt zijn, je moet de wereld gezien hebben, carrière gemaakt hebben. En dan… dan ga je nadenken over kinderen. Je kinderwens is dan heel groot en je weet als vrouw precies wanneer je gepland aan kinderen begint. Ook de zwangerschap zou dan euforie moeten zijn. Alles moet een roze wolk zijn. Totdat vrouwen last krijgen van klachten, elk klein dingetje valt dan tegen. Over de kraamtijd precies hetzelfde. Vrouwen plannen alles zo erg in detail denk ik, dat zij zich de gehele kraamtijd van dag tot dag in hun hoofd voorgesteld hebben. Ze willen graag
borstvoeding gaan geven, maar als het tegen zit…
Tja dat kan niet hè?!
Mensen starten de borstvoedingsperiode na de bevalling met de gedachte; ‘Ik ga proberen borstvoeding te geven’. Ik zeg dan altijd ‘proberen? Nee je gaat het gewoon doen!’. Met proberen suggereer je dat er een kans is van mislukken. Niet de goede gedachte om mee te beginnen, denk ik persoonlijk. Want wat doe je dan als er iets tegen zit en er de welbekende opstartproblemen zich aandienen?
Men spreekt over het algemeen niet over tepelkloven, om de twee uur kolven omdat de melkproductie soms niet goed op gang komt, pijn, stuwing, een kind die soms niet gelijk doorheeft hoe het aan de borst moet drinken.
Ik ken namelijk bijna geen kraambed waarin alles in één keer goed gaat en ben verbaasd als het wel zo is. Als je dan zegt: ‘ik heb het geprobeerd…’, de volgende stap is dan overstappen op de fles. Zo zonde! Want wat mensen vaak niet weten is dat die opstartproblemen met de goede professionele hulp (zoals bijvoorbeeld een lactatiekundige, verloskundige, kraamhulp etc.) vaak van korte duur zijn (hoogstens een paar dagen tot een week) en als ze daar doorheen zijn, ze die borstvoedingsperiode ingaan die ze van te voren voor ogen hadden.
En natuurlijk is het waar, er zijn mensen die te weinig melk produceren of waarbij de borstvoeding echt niet lukt. Ik denk alleen dat je dit pas kan zeggen, als je alles geprobeerd hebt en de professional tegen je zegt dat het echt niet gaat lukken. Ik heb dan ook echt respect voor die moeders die alles en alles proberen en die dan de moeilijke beslissing moeten maken om te stoppen met de borstvoeding.
Als moeder wordt er zoveel op je ingepraat. Iedereen heeft overal een mening over en zegt wat anders, zelfs als ze zelf nog geen kinderen hebben. In het begin ben je nog erg onzeker door de hormonen in je kraambed. Mensen zeggen al snel tegen je bij problemen met borstvoeding: ‘Stop er nou maar mee, wat doe je jezelf aan? Met de fles worden ze ook groot’. Ik heb wel gemerkt dat je als moeder soms wel sterk in je schoenen moet staan en gemotiveerd moet zijn om je moederhart te volgen.
Mijn advies: Volg je hart, ook al moet je jezelf verdedigen. Weet dat je niet de enige bent met opstartproblemen of die haar kind langdurig borstvoeding geeft!
Louise