Pas kreeg mijn zoontje van vier jaar een playmobiel boswachtershuis. Inclusief boomhut, hertje, lammetje, en een hele serie klein spul om mee te spelen: zaklamp, verrekijker, geweer en jawel: een fles, dat bij het lammetje hoorde blijkbaar. Een moederschaap was er niet. De fles heb ik snel geconfisqueerd en weggegooid, het geweer ook trouwens. Ben ik nu fanatiek?
Je kunt zeggen: ach ’t is maar speelgoed; misschien is het een verstoten jong, of zit er gekolfde melk in de fles. Maak er een verhaal omheen voor je kind.
Sinds ik borstvoeding geef, valt me steeds meer op hoe de fles de norm is. Natuurlijk, officieel beleid bij de overheid is dat borstvoeding gestimuleerd wordt. Maar in het dagelijkse leven wordt je continu geconfronteerd met andere beelden. Bij velen heerst het idee: bij een baby hoort een fles. Geboortekaartjes zijn niet zelden voorzien van afbeeldingen van een fles; babykleertjes en kleurplaten niet anders. Purk, het varken in Sesamstraat, krijgt de fles, het journaal toont bij een item over meer geboortes in Nederland een baby die de fles krijgt. En beelden hebben invloed, meer dan ‘een verhaal eromheen’; mensen zijn visueel ingestelde wezens. Niet voor niets betaalt een chipsmerk er graag voor hun product door acteurs te laten eten in een soapserie.
In het dagelijkse leven van de meeste mensen, volwassenen én kinderen, is er weinig of geen tegenwicht voor deze beelden van kunstgevoede kinderen; door een borstvoedende moeder in de omgeving bijvoorbeeld. De meeste moeders weten dat borstvoeding de beste keus is, en een grote meerderheid start dan ook borstvoeding. Maar je kind grootbrengen op borstvoeding, zonder op een bepaald moment de toevlucht te moeten nemen tot kunstvoeding, lijkt een moeilijk te bereiken ideaal. Het wordt bijzonder gevonden dat ik mijn kinderen ‘nog’ voedt. Een goed bedoeld, lief compliment, maar ik had liever dat het ‘gewoon’ was. Dat moeders vol vertrouwen borstvoeding geven tot hun kinderen het niet meer nodig hebben.
Vertrouwen is niet iets heel tastbaars, het wordt voor een groot deel onbewust gevormd. Door wat we meemaken, wat we zien, de verhalen die we meekrijgen. Laat het nu net dit onbewuste deel van ons zijn, dat zo sterk wordt aangesproken door de beelden om ons heen. Vraag het een reclamemaker!
Moeder, omgeving en zorgverleners krijgen allen een stroom van flesvoedingbeelden binnen, en dit werkt op dezelfde manier als die reclame voor chips. Zonder dat je nog precies weet waar het vandaan komt, is die twijfel, of je het als moeder helemaal zelf kan, toch gezaaid. Ontstaan er vragen of problemen, dan wordt er al te vaak een ‘oplossing’ gevonden waarbij de borstvoeding als samenwerking tussen moeder en kind buitenspel wordt gezet. Helaas blijkt op deze momenten dat ook in de omgeving veel mensen zich zekerder voelen als de baby een flesje krijgt; en wordt onzekerheid bij moeders bevestigd, in plaats van zelfvertrouwen vergroot.
In plaats van in te zetten op het versterken van de borstvoedingsrelatie, worden er onnodig, te snel, kunstmatige middelen uit de kast getrokken zoals kunstvoeding.
Ik ben ervan overtuigd dat het totaal aan beelden en informatie dat we op ons af krijgen bijdraagt aan het idee dat borstvoeding beter is, maar flesvoeding de norm. Ik beschouw dat speelgoedflesje als ongewenste reclame.
Een kind oefent de ouderrol al met fles! En het maakt me boos. Ik wil niet dat moeders, vaders, zorgverleners een fles geven gewoon vinden, en borstvoeding moeilijk of bijzonder.
En dat wil ik dus zeker niet voor mijn kind. Ik wil dat hij, als hij later vader mag worden, vanzelfsprekend vertrouwt op de kracht van zijn vrouw hun kind zelf te voeden. En ja, daarin ben ik fanatiek! Zolang de beeldenstroom in het voordeel is van de fles, gaan de speelgoedflessen de prullenbak in.
Linda