Aanleiding voor publicatie van dit verhaal is de publicatie van een incompleet mediabericht: ‘Vaker notenallergie na uitsluitend borstvoeding’. Dit onderzoek uit Australië zou uitwijzen dat het exclusief borstvoeding geven, dat wil zeggen zonder bijvoeding de eerste zes maanden, de kans op het krijgen van een notenallergie vergroot. Zou dit betekenen dat vrouwen beter géén borstvoeding meer kunnen geven? Of dat bijvoeding al heel vroeg nodig is? Hoe moeten we dit onderzoek nu zien? We doen een poging het onderzoek en het fenomeen pinda-allergie in relatie tot borstvoeding te doorgronden.
De achtergrond van alle onderzoeken
Pinda-allergie is een ernstige allergie voor het leven met soms fatale afloop. Het is zorgwekkend dat steeds meer kinderen allergisch blijken voor pinda en of noten. Onderzoekers overal ter wereld proberen te begrijpen waar een pinda-allergie vandaan komt, wanneer en hoe deze ontstaat en of een pinda-allergie wellicht voorkómen kan worden. Dit geldt ook voor een notenallergie, maar in iets mindere mate. Een pinda is geen noot.
Het onderzoek uit Australië
Van 2006 tot 2009 hebben onderzoekers in Australië de ouders van 15142 basisschoolkinderen ondervraagd.
De ouders moesten de volgende vraag beantwoorden: Heeft uw kind ooit een sterke allergische reactie op pinda’s/pindaproducten en/of andere noten/notenproducten gehad? De ouders moesten dus zélf inschatten of er sprake was van een allergische reactie en zélf bepalen of ze deze sterk genoeg vonden om te benoemen. Er is niet uitgezocht of de kinderen daadwerkelijk een allergische reactie op pinda en/of noten hebben gehad.
De resultaten
In 3,9% van de gevallen rapporteerden de ouders een pinda en/of notenallergie en in 3,2% van de gevallen een pinda-allergie; 88,6% van de kinderen had borstvoeding gehad met een gemiddelde duur van 9,9 maanden; 65,4% van de kinderen kreeg bijvoeding en/of ander vocht in de eerste zes maanden.
Onder de exclusief borstgevoede kinderen rapporteerden de ouders in 5% van de gevallen een pinda- en/of notenallergie. Bij de kinderen die zowel borstvoeding als bijvoeding kregen in de eerste zes maanden, rapporteerden ouders in 3,7% van de gevallen een pinda- en/of notenallergie. Bij de 10% kinderen die geen borstvoeding kregen, signaleerden de ouders in 2,72% van de gevallen een notenallergie.
Bij exclusief borstgevoede kinderen was de door ouders gerapporteerde notenallergie dus anderhalf keer zo hoog.
Daarnaast hadden de kinderen, waarvan de ouders aangaven dat er een allergische reactie was geweest, vaker een vaste huisarts dan de kinderen zonder mogelijke notenallergie.
De interpretatie
Het doel van zo’n onderzoek is om mogelijke verbanden te leggen en daaruit conclusies te trekken die ons weer verder helpen in de bescherming tegen een pinda- en/of notenallergie. De onderzoekers zijn dus vervolgens verbanden gaan leggen.
De onderzoekers stellen dat het huidige onderzoek en daarnaast ook andere onderzoeken het argument ondersteunen dat borstvoeden geen bescherming biedt tegen notenallergie.
Als ook wij andere onderzoeken gaan bekijken, dan ‘lijkt’ het inderdaad een mogelijkheid te zijn dat borstvoeding niet beschermt tegen een pinda- danwel notenallergie. Let op het voorbehoud ‘het lijkt een mogelijkheid te zijn’. Er is nooit een eenduidige conclusie te trekken omdat we nou eenmaal niet een grote groep kinderen van dezelfde afkomst wel borstvoeding kunnen geven en een andere grote groep kinderen van dezelfde afkomst kunnen voeden met een kunstmatige zuigelingenvoeding.
Borstvoeding de oorzaak?
Daarnaast stellen de onderzoekers dat borstvoeding wellicht de oorzaak zou kunnen zijn van een pinda- danwel notenallergie. Deze stelling is behoorlijk kort door de bocht. Borstvoeding zelf is geen oorzaak van een allergie. Want dat zou betekenen dat er van nature stoffen in de moedermelk zitten die de eerste overgevoeligheid voor pinda’s en/of noten veroorzaken.
Als we voor een mogelijke verklaring gaan kijken naar de aangehaalde onderzoeken, dan blijkt dat er wellicht een kans bestaat dat er een mogelijk is dat de allergenen van pinda’s en pindaproducten die de moeder eet, via de baarmoeder tijdens de zwangerschap dan wel via de moedermelk tijdens de borstvoedingsperiode worden doorgegeven aan het kind, waardoor een overgevoeligheid voor pinda’s zou kunnen ontstaan. Dit zou vooral bij reeds allergisch aangelegde baby’s het geval kunnen zijn.
Bij de eerste aanraking met pinda vindt vervolgens een allergische reactie plaats. Dit zou eerder het geval zijn bij baby’s die al allergische aanleg hebben. Uit de onderzoeken blijkt dat deze kans waarschijnlijker is bij het eten van pinda’s tijdens de zwangerschap dan het eten van pinda’s tijdens de borstvoedingsperiode.
Dit betekent dus dat het niet gaat om de soort bijvoeding of de kunstmatige zuigelingenvoeding die eerder dan zes maanden gegeven wordt, of om de borstvoeding die gegeven wordt, maar dat het te maken heeft met een (vroege) sensibilisering bij kinderen met een allergische aanleg.
Grote behoefte aan meer onderzoek
Diverse onderzoekers stellen dat er een grootschalig onderzoek nodig is naar de mogelijkheid van het doorgeven van pinda-allergenen tijdens de zwangerschap danwel middels moedermelk tijdens de borstvoedingsperiode, waardoor een baby al op hele jonge leeftijd in aanraking komt met pinda’s en noten en een overgevoeligheid ontwikkelt. Zo wordt op deze hele jonge leeftijd een allergie getriggerd en bij de eerste aanraking met pinda’s, die vaak ook nog eens per ongeluk is, ontstaat dan een allergische reactie.
Pas na een dergelijk onderzoek kan men mogelijk een algemeen advies opstellen voor zwangeren en borstvoedende moeders met betrekking tot het wel of niet eten van pinda’s en in mindere mate ook van noten.
Want duidelijk is dat een pinda een gevaarlijk snackje kan zijn! Zeker voor kinderen die een allergisch aanleg hebben.
Meer nieuws over dit onderwerp
Noten en kanttekeningen
Moeders die borstvoeding geven, en vaak ook wat langer borstvoeding geven dan drie maanden, zeggen dat ze dat doen ‘omdat hun kind een allergische aanleg heeft. Als er dus meer kinderen met een allergie -in aanleg- aan de borst gaan en zijn, is het ook logisch dat kinderen met een allergie vaker de borst kregen…
De onderzoekers uit Australië geven veelal een eigen interpretatie aan de aangehaalde onderzoeken; destilleren een zin uit verband of redeneren deze naar hun eigen conclusie toe. Zij gebruiken de onderzoeken dan ook veelal verkeerd. Maar de onderzoeken waar zij aan refereren zijn desalniettemin interessant! Het is duidelijk dat er grote behoefte is aan een grootschalig onderzoek naar de mogelijkheid van het doorgeven van pinda-allergenen via baarmoeder dan wel moedermelk, waardoor een allergie getriggerd zou kunnen worden. Zodat een algemeen advies naar moeders uit kan over het wel of niet eten van pinda’s (in mindere mate andere noten) tijdens zwangerschap en borstvoeding.
Overigens… hier kunnen we hier in Nederland nog een puntje aan zuigen: 88,6% van de moeders in Australië heeft borstvoeding gegeven met een gemiddelde duur van 9,9 maanden!
We hebben een aantal onderzoeken uit de bronvermeldingen samengevat
De onderzoekers stellen dat ondanks het advies om de eerste zes maanden exclusief borstvoeding te geven, steeds meer onderzoeken uitwijzen dat borstvoeding een oorzaak is van de groeiende trend van notenallergie. Daarover halen zij drie onderzoeken aan.
An allergic reaction to peanut in an exclusively breastfed infant of te wel de baby met de cappuccino mousse
Dit is een casus-bespreking van een twee weken oude baby met cappuccino mousse ontlasting. De baby is verder gezond. De zelf voor zeevruchten allergisch moeder met luchtwegklachten is op melk en sojavrij dieet zonder resultaat. Pas als zij haar dagelijkse boterham met pindakaas laat staan, verbetert de stoelgang van de baby. Met tien maanden wordt de baby getest middels een scratch test. Er was geen reactie bij het commerciële pinda-extract, maar wel bij ‘verse’ pinda. Met twaalf maanden werd de baby opnieuw getest. Nu was er een significante reactie op het commerciële pinda extract. Onderzoekers stellen dat het mogelijk is dat een baby die uitsluitend moedermelk krijgt, de pinda allergenen dus middels de moedermelk binnen heeft gekregen. En zo overgevoelig kan worden, waarna een allergie wordt ontwikkeld bij eerste aanraking met het daadwerkelijke voedsel. Ze halen een ander onderzoek aan dat uitwijst dat de pinda proteïne via (voedsel van) de moeder over kan gaan in de moedermelk.
Gezien de hoge status van een pinda allergie, is de timing van het ontstaan van de overgevoeligheid belangrijk. Als de aanraking met het allergeen uitgesteld kan worden, als het maag/darmstelsel beter ontwikkeld is, is het waarschijnlijker dat de reactie minder sterk is. Deze casus onderschrijft volgens de schrijvers dat het belangrijk is dat er een advies uit moet voor borstvoedende moeders om geen pinda te eten tijdens de borstvoedingsperiode.Bovenstaand geval is dus meer een casusbeschrijving dan een onderzoek. Als je menig moeder zou vragen of haar baby ontlasting heeft gehad die lijkt op cappuccino mousse, zal zij dit bevestigend beantwoorden. Desalniettemin zijn deze casusbespreking en de aangehaalde onderzoeken relevant in vraag of het mogelijk is dat pinda proteïne via de borstvoeding wordt doorgegeven. Maar niet zoals de Australische onderzoekers stellen om te bewijzen dat borstvoeding/moedermelk de oorzaak is van ‘noten’ allergie.
19 kinderen met een positieve priktest op pinda of koeienmelk en/of ei werden onderzocht. 17 kregen borstvoeding, 10 daarvan exclusief voor minimaal 5 maanden. De allergische reactie vond in 18 gevallen plaats bij het eerste contact met deze etenswaren, wat erop lijkt te duiden dat de overgevoeligheid (sensitization) prenataal of via de moedermelk is ontstaan. De moeders hadden allen (in normale hoeveelheden) de etenswaren geconsumeerd. Dieet van de moeder waarbij de levensmiddelen werden vermeden, in 3 gevallen, gaf geen garantie dat de allergie niet zou ontstaan. Borstvoeding an sich is geen garantie tot bescherming tegen voedselallergie.
Dit onderzoek ondersteunt niet de claim dat borstvoeding de oorzaak is van meer notenallergieën. Het geeft aan dat het mogelijk zou kunnen zijn dat moedermelk niet beschermt tegen pinda-, melk- of ei-allergie.
Dit is een onderzoek uit Zuid Afrika. Eén van de doelstellingen was vast te stellen of de consumptie van pinda of producten die pinda bevatten tijdens de zwangerschap of borstvoedingsperiode door moeders uit allergische families invloed had op de ontwikkeling van een allergische reactie in haar baby. 43 kinderen tussen 0 en 3 jaar deden mee aan het onderzoek. Er waren 25 kinderen overgevoelig voor pinda. En een controle groep van 18 kinderen overgevoelig voor melk en/of ei, maar niet voor pinda. Er werd een significante overeenkomst gevonden tussen overgevoeligheid voor pinda en overgevoeligheid voor soja, tarwe en vis. Moeders die meer dan 1 keer per week pinda’s aten tijdens de zwangerschap hadden een grotere kans op een kind overgevoelig voor pinda. Pinda of pindakaas werden op een significant jongere leeftijd geïntroduceerd bij de pinda-allergische kinderen. Er was een positief verband tussen de introductie van pinda en de start van de allergie. Exclusieve borstvoeding gaf geen bescherming tegen het overgevoelig worden voor pinda. Het lijkt er op dat kinderen van moeders die regelmatig pinda’s tijdens de zwangerschap aten en pinda/pindaproducten op jonge leeftijd introduceren in het dieet van het kind een grotere kans hebben op allergie. Dit zijn derhalve factoren die vermeden moeten worden.
Ook dit onderzoek ondersteunt de stelling van de onderzoekers uit Australië niet dat borstvoeding de oorzaak kan zijn van een pinda allergie. De Australische onderzoekers gaven aan dat in diverse onderzoeken was aangetoond dat het eten van pinda’s tijdens zwangerschap of borstvoeding het risico op pinda-allergie vergroot. Zij hebben er twee opgenomen in de bronvermelding.
503 kinderen van 3 tot 15 maanden oud met waarschijnlijk melk- of ei-allergie, maar geen diagnose van pinda-allergie werden onderzocht op pinda-allergie. Boven een bepaalde waarde (Immunoglobine E, via een Phadiatop test, gevolgd door een priktest) werd een waarschijnlijkheid/mogelijkheid voor pinda-allergie aangenomen. Dit was het geval bij 27,8% van de kinderen. Zowel bij de inname van pinda’s gedurende de zwangerschap als tijdens borstvoeding werd een (dose-response) relatie gevonden, maar alleen de inname tijdens de zwangerschap was een significante voorspeller van allergie. De conclusie van het onderzoek was dat bij kinderen die waarschijnlijk melk- of ei-allergie hadden het mogelijk overgevoelig worden voor pinda’s sterk verband hield met het eten van pinda’s tijdens de zwangerschap.
Er werd geen significante relatie gevonden tussen pinda Immunoglobine E levels en leeftijd bij inschrijving in de studie, leeftijd waarop kunstvoeding werd gegeven, of leeftijd waarop met bijvoeding werd gestart, het inkomen van het huishouden, opleidingsniveau van de ouders, allergieën van de ouders (atopisch) gebruik van soja-kunstvoeding, of een kind borstvoeding had gehad, wijze van bevalling of levenslange antibiotica. De belangrijkste factoren waren pinda consumptie tijdens de zwangerschap, ras en geslacht.
Interessante opmerking in de discussie:
In contrast met deze gegevens zijn er 2 bevolkingsonderzoeken die tot de conclusive kwamen dat consumptie tijdens de zwangerschap/lactatieperiode geen risicofactor was voor pinda allergie.(Lack et al23 used a partretrospective (several years delay for recall for diet) approach and evaluated a cohort of 13,971 preschool children; data regarding risk factors were limited to analysis of 48 affected children, 23 with confirmed peanut allergy. In a birth cohort of 1218 children followed to age 4 years, Tariq et al24 also did not identify a relationship between maternal peanut or nut ingestion with sensitization, but only 15 cases were evaluated. It is possible that the low numbers of affected children reduced the power to determine maternal dietary influences in these studies.)
Dit onderzoek geeft aan dat het eten van pinda’s tijdens de zwangerschap mogelijk verband houdt met het overgevoelig worden voor pinda’s, maar dat het verband met het eten van pinda’s tijdens de borstvoeding niet significant genoeg is. Onderzoekers geven aan dat het aan te raden is om te onderzoeken of het eten van pinda’s tijdens de zwangerschap vermeden moet worden.
403 kinderen met een pinda-allergie werden onderzocht en vergeleken met kinderen zonder (mogelijke) pinda-allergie. De groepen waren vergelijkbaar wat betreft de frequentie en duur van de borstvoeding. De gemelde pindaconsumptie tijdens de zwangerschap en borstvoedingsperiode lag echter hoger in de groep met allergische kinderen. De conclusie die de onderzoekers hieruit trekken is dat het blootstellen aan pinda-allergenen, via de baarmoeder of moedermelk, het risico op het ontwikkelen van een pinda allergie mogelijk vergroot. Interessant in de discussie hier is dat de onderzoekers opmerken dat het geven van borstvoeding op zich geen relevante risicofactor is. Het gaat om het eten van pinda’s door moeders met een familiegeschiedenis van allergie (atopisch). Zij zouden dit moeten vermijden.
De conclusie die hier getrokken is, is dat eten van pinda’s tijdens de zwangerschap of borstvoeding mogelijk het risico op een pinda-allergie zou kunnen vergroten.
De Australische onderzoekers gaven aan dat in een onderzoek onder 122 kinderen met een notenallergie was opgemerkt dat 83% van de kinderen Borstvoeding had gehad en dat 90% van deze moeders toegaf dat zij pinda’s hadden gegeten tijdens de borstvoeding.
Clinical features of acute allergic reactions to peanut and tree nuts in children
122 kinderen van de gemiddelde leeftijd van 8 jaar zijn onderzocht nadat zij een overtuigende reactie hadden gehad op pinda danwel noten. 102 kinderen had een reactie gehad op pinda (waarvan 34% ook weer op één of meerdere noten), de overige 20 op één dan wel meerdere noten. 74% van deze kinderen had astma en 75% eczeem. 81% had een geschiedenis met voedselallergieën anders dan de pinda of notenallergie. De gemiddelde tijd waarna de reactie op pinda optrad was 3 minuten (1-45 minuten). Patiënten met een reactie na 1 uur werden niet meegenomen in het onderzoek. De leeftijd waarop de kinderen werden blootgesteld aan noten en de gemiddelde leeftijd waarop zij de reactie op noten hadden, was significant hoger dan de pinda reactie. In 55% van de gevallen bij de pinda was de consumptie per ongeluk.
De reacties waren in de meeste gevallen ook vrij ernstig. The reactions reported in our patients were quite severe, with hives and/or angioedema in 89% and respiratory symptoms in 52% of patients.
De meeste moeders aten gewoon pinda’s tijdens de periode van borstvoeding. 93% had in ieder geval één noot gegeten.
Onderzoekers vonden het opvallend dat de eerste reactie op pinda al op jonge leeftijd had plaatsgevonden. Dit was bij een gemiddelde leeftijd van 24 maanden (6-108 maanden).*The modes of accidental exposure to PN included hidden ingredients in processed foods, crosscontamination, sharing food with friends, and skin contact with peanut butter in school classroom projects. Restaurants also were particularly risky, especially Asian restaurants that may use PN in many foods, increasing the likelihood of cross-contamination. There were relatively fewer accidental ingestions of TN compared with PN, probably reflecting the more ubiquitous presence of PN in the food supply.
Een groot gedeelte van de kinderen had de reactie bij de eerste keer dat ze in aanraking kwamen (zo men had waargenomen) met pinda of noten. Dit kan diverse oorzaken hebben. De mogelijkheid dat de overgevoeligheid is ontstaan via de moedermelk is volgens de onderzoekers fascinerend. Er zijn zowel onderzoeken waarbij er geen verband was met de duur van de borstvoeding of inname van pinda’s door de moeder (Tariq S, Stevens M, Matthews S, Ridout S, Twiselton R, Hide D. Cohort study of peanut and tree nut sensitization by the age of four years. Br Med J. 1996;313:514‘517) als onderzoeken waarbij er eventueel wel een verband zou kunnen zijn.
De Australische onderzoekers geven juist weer wat er in het onderzoek stond. ‘It was noted’, de onderzoekers hadden opgemerkt dat 83% van de kinderen borstvoeding had gehad en dat 90% van deze moeders toegaf dat zij pinda’s hadden gegeten tijdens de borstvoeding. Dat zegt nog niets over mogelijke verbanden en over mogelijke oorzaken.
Deze onderzoekers vonden het een fascinerende optie dat er mogelijk een verband zou kunnen bestaan tussen het overgevoelig worden voor pinda en noot middels borstvoeding, maar er is in dit onderzoek geen onderzoek naar het verband gedaan. In Australië was eerder een dergelijk onderzoek uitgevoerd. Dezelfde basis, dezelfde vragen. En de conclusie dat een notenallergie vaker voor zou komen bij borstgevoede kinderen.
Dit onderzoek vond onder leiding van dezelfde professor plaats onder een stuk minder kinderen, namelijk 3851. Bij 127 kinderen meldden de ouders een allergische reactie op pinda en bij 19 kinderen meldden de ouders een reactie op noten. Onder 109 kinderen vond vervolg onderzoek plaats. Bij 70% hiervan (76,3 kinderen) werd pinda overgevoeligheid gevonden. De mogelijke verbanden die onderzoekers vonden
- Kinderen met een notenallergie hadden een grotere kans dat zij een vaste huisarts hadden
- Kinderen met een notenallergie hadden een grotere kans dat zij hooikoorts hadden
- Kinderen met een notenallergie hadden een grotere kans dat zij eczeem hadden
- Kinderen met een notenallergie hadden een grotere kans dat zij piepten tijdens het ademen
- Kinderen met een notenallergie hadden een grotere kans dat zij borstvoeding hadden gehad
In dit onderzoek hadden de onderzoekers nog geen conclusies getrokken of verbanden verder uitgezocht met betrekking tot borstvoeding.