Voeding van de moeder en de samenstelling van moedermelk
Borstvoeding is aangetoond beter voor de gezondheid van het kind dat kunstvoeding. Tot op de dag van vandaag kunnen de fabrikanten van kunstvoeding de exacte samenstelling van moedermelk niet traceren en kopiëren. Daarom is het nog steeds niet gelukt dat kunstvoeding dezelfde gezondheidseffecten kan garanderen als borstvoeding. Kijk hier naar een overzicht van de verschillen in samenstelling van de moedermelk en van kunstvoeding. Wat zit er in moedermelk dat het zo gezond maakt?
In moedermelk zitten allerlei stoffen die een positief effect hebben op de gezondheid van het kind. Zo zijn er biologisch actieve stoffen en immunoglobulines (antistoffen die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem).
Een groot gedeelte van de eiwitten in de moedermelk bestaat uit immunoglobulines. Daarnaast bestaat moedermelk uit water (88%), koolhydraten (7%), vetten (4%), eiwitten (2%) en micronutriënten.
De samenstelling van moedermelk varieert en verschilt van moeder tot moeder. Van invloed zijn bijvoorbeeld de duur van de zwangerschap, het hoeveelste kindje het is, hoe lang de voeding duurt, welk tijdstip op de dag, welke lactatiefase, het begin of het eind van de voeding. Direct na de bevalling in de eerste lactatiefase bevat de melk (de colostrum) in verhouding meer immunoglobulines. Rijpe moedermelk (meestal na de tweede week) bevat meer koolhydraten en vetten.
De moeder zelf heeft ook invloed op de samenstelling van haar melk. Zo beïnvloeden haar vetvoorraad, BMI en voedingsstatus de hoeveelheid en de samenstelling van de verschillende vetten in de moedermelk.
In 2010 heeft het RIVM onderzoek gedaan of er een relatie is tussen de voeding van de moeder en de samenstelling van de moedermelk. Zij deden een literatuurstudie of er een effect was in de samenstelling van de moedermelk als de moeder een aangepaste voeding nam. Daarnaast stelden zij de vraag of er extra gezondheidswinst te behalen is voor het kind als de voeding van de moeder aangepast zou worden.
Zij vonden dat de concentraties van sommige vetzuren in moedermelk toenemen als de moeder teveel van deze vetzuren eet. Hetzelfde effect geldt voor vitamine C. De moeder heeft dus, wat betreft vetzuren en vitamine C enige invloed op de samenstelling van moedermelk.
Het lijkt erop dat een lage inname van bepaalde vetzuren op korte termijn niet automatisch leidt tot een lage concentratie hiervan in de melk. In de melkmonsters was vaak een minimale hoeveelheid van deze vetzuren aanwezig, ook als de moeder minder van deze vetzuren gegeten had. Een verklaring hiervan kan zijn dat de vetzuren in de moedermelk niet alleen afkomstig zijn uit de voeding van de moeder tijdens de lactatieperiode maar ook van haar vetvoorraad en dus van de voeding in de voorgaande periode.
In 2010 was er weinig wetenschappelijk bewijs of andere voedingsstoffen van de moeder invloed hebben op de samenstelling van de moedermelk.
Sindsdien zijn er diverse onderzoeken gepubliceerd dat de hoeveelheid vitamine D van de moeder effect heeft op de vitamine D status van de baby. Al tijdens de zwangerschap geeft de moeder vitamine D door aan de baby. Als het gehalte bij de moeder te laag is, zal dat dus ook effect hebben voor de baby, deze wordt dan al geboren met een tekort. Als deze moeder vervolgens borstvoeding gaat geven zal zij ook onvoldoende vitamine D via de moedermelk aan de baby geven.
Controle en zo nodig aanvullen van het vitamine D gehalte van de moeder is dus belangrijk.
Bij een kind met een allergie kan dit soms getriggerd worden door het dieet van de moeder. Het kan dan nodig zijn dat een moeder tijdelijk bepaalde voedingsmiddelen vermijdt. Dit wordt bijvoorbeeld gezien bij een allergie voor koemelk, soja, ei of noten.
In mei 2023 publiceerde het AUMC in Amsterdam dat de moedermelk van moeders met een veganistisch dieet wél voldoende vitamine B2 en carnitine bevatten. Het opvallende bij dit onderzoek was dat de bloedwaardes van de moeders van carnitine wel laag was, maar de hoeveelheid in de moedermelk niet. Verder moet onderzocht worden hoe dit verklaard kan worden.
De omega-3-vetzuren EPA, DHA en DPA, en het omega-6-vetzuur linolzuur zijn positief geassocieerd met een betere groei en betere ontwikkeling van het gezichtsvermogen, hersenen en zenuwen. Andere vetzuren hebben negatieve effecten. Hoge inneming van verzadigde vetten en transvet kan de gezondheid, groei en ontwikkeling negatief beïnvloeden*.
Borstgevoede kinderen profiteren dus als hun moeders kiezen voor gezonde vetten. Een voedingspatroon rijk aan meervoudige onverzadigde vetzuren, met weinig verzadigde vetzuren en geen transvetzuren zal hun groei en ontwikkeling ten goede komen. Onverzadigde vetzuren zijn te vinden in olie, margarine uit een kuipje, halvarine, vloeibare bak- en braadproducten, vette vis, noten en pinda’s.
Omdat een groot deel van de vetzuren die zich in moedermelk bevinden, afkomstig lijkt te zijn van de vetvoorraden van de moeder, is niet alleen van belang wat de moeder op de korte termijn eet, maar vooral wat zij op de langere termijn consumeert. Bovenstaande voedingsadviezen gelden dus niet alleen voor moeders die borstvoeding geven, maar ook voor zwangere vrouwen en zelfs voor vrouwen met een kinderwens.
* Note: Dat de samenstelling van moedermelk enigszins kan veranderen door het eetpatroon van de moeder betekent niet dat borstvoeding afgeraden moet worden als een moeder geen gezond eetpatroon heeft. Gezonde voeding voor de moeder is altijd een goed idee, maar geen voorwaarde om volwaardige gezonde moedermelk aan te maken.
Artikelinformatie en bron
- Resultaten, afkomstig van dit onderzoek uitgevoerd door het RIVM, zijn gepubliceerd in NVL info van de Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen, maart 2008
- AM van Bakel (Marieke), M Pangaribuan, PMCM Waijers, CTM van Rossum, RIVM, augustus 2010