Overgewicht heeft epidemische vormen aangenomen. Schrikbarend is dat inmiddels 400.000 Nederlandse kinderen te dik zijn. Omdat het lichaam hierdoor blijvende schade oploopt, moet overgewicht vanaf de wortel worden bestreden. Gezocht wordt naar doeltreffende interventies.
Zou borstvoeding voor de gezondheid echt beter zijn dan flesvoeding? En zo ja, hoe lang zou de lactatieperiode dan moeten duren om optimaal effect te hebben? Twee vragen, die telkens aanleiding zijn voor vurige discussie, in Nederland en daar buiten. Vooral over de effecten op lange termijn verschillen deskundigen van mening.
Obesitas en overgewicht nemen wereldwijd snel toe
De afgelopen jaren is het optreden van overgewicht en obesitas (vetzucht) bij zowel volwassenen als kinderen wereldwijd snel toegenomen. Bovendien neemt de mate van overgewicht toe: dikke mensen worden nog dikker. Sommige bronnen spreken al over ‘globesitas’. Ongeveer veertig procent van de Nederlandse volwassenen heeft overgewicht en ongeveer tien procent heeft obesitas. Wanneer de trend van de afgelopen jaren zich voortzet zal volgens een recent rapport van de Gezondheidsraad in 2015 vijftien tot twintig procent van de volwassenen obees zijn. Bij kinderen vindt ook een snelle toename van overgewicht plaats. Het percentage kinderen met overgewicht is in Nederland in de periode 1980-1997 meer dan verdubbeld: in 1980 had vier procent van de 5 tot 11-jarige jongens overgewicht, in 1997 was dit tien procent. Het percentage jongens met obesitas in deze leeftijdsgroep was zelfs verachtvoudigd. Bij meisjes werden vergelijkbare trends gevonden. Het aantal kinderen met overgewicht in Nederland wordt thans geschat op 400.000 en met obesitas op 40.000.
Naar verwachting worden overgewicht en obesitas sterk groeiende en kostbare gezondheidsproblemen
Overgewicht en vooral obesitas gaan gepaard met een verhoogd risico op mortaliteit en morbiditeit zoals hart-en vaatziekten, type 2 diabetes, galstenen, klachten aan het bewegingsapparaat, maar ook psycho-sociale klachten. Deze relaties ontstaan vaak al op jeugdige leeftijd. Zo wordt steeds vaker type 2 diabetes gediagnosticeerd bij obese kinderen. In Amerika heeft veertig tot vijftig procent van de kinderen bij wie een nieuwe diagnose diabetes wordt gesteld type 2 diabetes. Ook in Nederland zijn de eerste kinderen met type 2 diabetes reeds gemeld via het Nederlands SignaleringsCentrum Kindergeneeskunde. Dit heeft gigantische gevolgen. Immers obese kinderen hebben naast obesitas vaak nog een extra risicofactor voor hart- en vaatziekten zoals hoge bloeddruk, hyperlipidemie of hypercholesterolemie.
Eenmaal overgewicht altijd overgewicht?
Overgewicht en obesitas op jeugdige leeftijd zijn bovendien gerelateerd aan overgewicht op volwassenen leeftijd. Deze zogenaamde tracking -eenmaal overgewicht altijd overgewicht- kan leiden tot een ongunstig risicoprofiel voor hart- en vaatziekten en allerlei morbiditeit op jongvolwassen leeftijd. Volwassenen die als kind obees waren hebben zelfs een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit onafhankelijk van hun gewicht op volwassen leeftijd.
In West-Europese landen worden de kosten voor de gezondheidszorg veroorzaakt door obesitas geschat op één tot vijf procent van de totale uitgaven. In de Verenigde Staten waar de prevalentie hoger ligt, worden die kosten geschat op zeven procent van de totale gezondheidszorguitgaven. Voor Nederland schat de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg de directe en indirecte kosten met betrekking tot overgewicht en obesitas op 2,5 miljard euro per jaar. Vanwege de toenemende prevalentie, het verhoogde risico op ziekten die met overgewicht samengaan en de afwezigheid van effectieve preventie, is de verwachting dat overgewicht en obesitas in de toekomst een sterk groeiend en kostbaar gezondheidsprobleem wordt.
Risicogroepen zijn mensen met een lage sociaal-economische status, etnische minderheden en kinderen van dikke ouders
Primaire preventie (voorkomen dat kinderen te dik worden) of het vinden van een effectieve behandeling van overgewicht is daarom van groot belang. Gedurende de gehele levenscyclus zal er aandacht moeten worden besteed aan de preventie en behandeling van overgewicht. Dit omdat het aanleren en handhaven van gezond gedrag niet gemakkelijk wordt gemaakt in een maatschappij waarin voedsel altijd en overal aanwezig is en de noodzaak tot beweging vrijwel verdwenen is. Omdat op verschillende leeftijden verschillende determinanten het voedings- en bewegingsgedrag beïnvloeden, vergen verschillende leeftijdsgroepen ook een specifieke aanpak. Daarbij zal ook extra aandacht moeten worden besteed aan het bereiken van risicogroepen met name mensen met een lage sociaal-economische status, etnische minderheden en kinderen van dikke ouders.
Vanwege de toename van de prevalentie en vanwege de gevolgen van overgewicht (in het bijzonder type 2 diabetes, hart- en vaatziekten en psychosociale problemen) moet er nu actie worden ondernomen. Niets doen heeft ernstige gevolgen, zowel voor het individu als voor de maatschappij. Overgewicht is nu al een van de grootste ‘public health’ problemen. Gezocht moet worden naar veelbelovende interventies, zoals:
- minder tv-kijken
- minder gezoete dranken / frisdranken
- meer buitenspelen
- het stimuleren van borstvoeding
In een aantal grote recente publicaties zijn aanwijzingen gevonden dat de prevalentie van overgewicht en obesitas lager is bij kinderen die borstgevoed zijn. Er zijn echter ook studies die deze relatie niet hebben gevonden. Studies naar de relatie tussen borstvoeding en het ontstaan van overgewicht hebben vaak een aantal beperkingen. Ze zijn moeilijk te beoordelen vanwege de ‘recall bias’: vaak wordt namelijk gebruik gemaakt van retrospectieve gegevens over de voeding in de eerste maanden. Daarnaast zijn er vele verstorende factoren die de relatie tussen de voeding gedurende de eerste maanden en overgewicht op kinderleeftijd kunnen beïnvloeden, confounders zoals de rol van bijvoeding en het rookgedrag van moeder. Ook zijn veel studies die rapporteren over de associaties tussen borstvoeding en obesitas opgezet voor een ander doel, waardoor met de meeste potentiële confounders geen rekening is gehouden omdat er geen gegevens over zijn verzameld. Bovendien bemoeilijken de verschillende definities van borstvoeding die in studies worden gebruikt (wel óf niet uitsluitend borstvoeding) vergelijking van gevonden resultaten. Prospectieve studies, die starten op het moment dat borstvoeding wordt gestart, naar de relatie tussen borstvoeding en overgewicht zijn vaak moeilijk gaande te houden omdat deze jarenlang moeten lopen, daarom erg kostbaar zijn en vaak gepaard gaan met een grote uitval van deelnemers.
Het Terneuzen Onderzoek naar Preventie (TOP-onderzoek)
Een unieke mogelijkheid om de invloed van borstvoeding op overgewicht op kinderleeftijd, maar ook op volwassen leeftijd te bestuderen doet zich voor in Nederland, meer specifiek in Terneuzen. In het Terneuzen Onderzoek naar Preventie (TOP-onderzoek) kan namelijk gebruik worden gemaakt van prospectief vastgelegde gegevens over de voeding in de eerste levensmaanden van alle kinderen die in de periode 1977-1986 in Terneuzen zijn geboren. Deze gegevens van 2600 kinderen zijn verzameld in het Borstvoeding Onderzoek Terneuzen uitgevoerd door Prof. Dr. G.A. de Jonge en Drs. B. Goudswaard, CB-arts. Van alle kinderen geboren tussen 1977 en 1986 zijn de voedingsgegevens gedurende de eerste zes maanden exact en nauwkeurig vastgelegd. Door aanvulling van deze gegevens met alle lengte- en gewichtgegevens van deze kinderen uit het dossier van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en met gegevens van metingen bij deze inmiddels jongvolwassenen die de komende tijd zullen worden uitgevoerd, kan het effect van borstvoeding op het gewicht tot op de volwassen leeftijd worden onderzocht. Bovendien zal worden gekeken naar de relatie tussen borstvoeding en andere gezondheidsaspecten zoals type 2 diabetes, cardiovasculaire risicofactoren en astma.
Primaire preventie van overgewicht: geef borstvoeding
Het geven van borstvoeding is mogelijk een belangrijke vorm van primaire preventie van overgewicht. In de Preventienota ‘Langer gezond leven’ van VWS (2004) wordt als één van de doelstellingen genoemd het tijdig signaleren en goed ingrijpen op het ontstaan van overgewicht en obesitas bij kinderen. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt daarbij een belangrijke rol toebedeeld. Extra aandacht aan het bevorderen van borstvoeding wordt dus een belangrijker taak van het consultatiebureau. Hoe belangrijk het geven van borstvoeding in Nederland is voor de preventie van overgewicht in de maatschappij zal blijken uit het TOP-onderzoek. Er zijn echter nu al voldoende redenen om het geven van borstvoeding krachtig te stimuleren.
Effecten op de lange termijn en onderzoek naar preventie
Zou borstvoeding voor de gezondheid echt beter zijn dan flesvoeding? En zo ja, hoe lang zou de lactatieperiode dan moeten duren om optimaal effect te hebben? Twee vragen, die telkens aanleiding zijn voor vurige discussie, in Nederland en daar buiten. Vooral over de effecten op lange termijn verschillen deskundigen van mening.
Het Terneuzen Onderzoek Preventie
Het Terneuzen Onderzoek Preventie (TOP) biedt een unieke kans om antwoord te vinden op de vraag of borstvoeding bijdraagt aan de gezondheid op lange termijn. Terwijl vrijwel nergens precies genoteerd staat of kinderen borstvoeding of flesvoeding kregen en hoe lang, is dat in Terneuzen tien jaar lang nauwkeurig bijgehouden van alle kinderen die bij hun geboorte in de periode 1977 tot en met 1986 in Terneuzen woonden. Al deze gegevens zijn zorgvuldig en compleet bewaard gebleven.
Al deze 2600 jongeren worden gevraagd aan het onderzoek mee te werken. TOP is toegespitst op de drie aandoeningen: astma en bronchitis, diabetes en overgewicht. Ook wordt gekeken naar lichaamslengte, -gewicht, heupomvang en bloeddruk. Door de GGD Zeeland wordt bloed afgenomen voor onderzoek naar factoren die te maken hebben met ziekten van hart en bloedvaten en met suikerziekte. Daarnaast zullen de groeigegevens uit de dossiers van consultatiebureau en GGD worden gebruikt.
Betrokkenen
Het TOP-onderzoek wordt gedragen door een onderzoeksgroep bestaande uit prof.dr.R. Hira Sing (hoogleraar jeugdgezondheidszorg EMGO-VUmc Amsterdam), dr. C. Renders (epidemioloog EMGO-VUmc Amsterdam), M. de Kroon (jeugdarts/epidemioloog, Den Haag), prof. dr. G. de Jonge (oud-hoogleraar kindergeneeskunde VUmc Amsterdam) en dr. J.P van Wouwe (kinderarts, TNO-Preventie en Gezondheid). De organisatie is in handen van GGD Zeeland en M. de Kroon. Er wordt nauw samengewerkt met de artsen in Terneuzen en met het laboratorium van Ziekenhuis Zeeuws Vlaanderen. Het gehele project duurt van 1 januari 2003 tot 1 januari 2006. Zorg Onderzoek Nederland (ZON) heeft voor het TOP-onderzoek een subsidie beschikbaar gesteld vanwege het grote belang ervan.
Definities
Obesitas, ook adipositas of vetzucht genoemd, is een aandoening die ontstaat wanneer gedurende lange tijd meer energie wordt opgenomen dan verbruikt en het teveel wordt omgezet in vetweefsel. Obesen zijn vaker ziek, hun ziekten verlopen ongunstiger en zij hebben meer kans op verhoogde bloeddruk, diabetes, galblaasontsteking, hersenbloedingen enzovoort. Wanneer de voedselbehoefte van het lichaam erg laag is, werken het hongercentrum en het verzadigingscentrum in de hersenen niet meer optimaal. Hierdoor wordt gemakkelijk meer opgenomen dan nodig is. Mensen boven de veertig kunnen obees zijn zonder dat hun lichaamsgewicht te hoog is. Als de spiermassa te gering is, kan het vetpercentage te hoog worden. Bij de ontwikkeling van vetzucht kunnen familiaire factoren een rol spelen. Overvoeding in de eerste levensmaanden kan erg nadelig zijn. Het aantal vetcellen en de grootte ervan neemt toe en doordat deze groei onomkeerbaar is, kan dit leiden tot vetzucht op latere leeftijd. Ook aanpassingsproblemen, frustraties en persoonlijke moeilijkheden kunnen leiden tot te veel eten of snoepen waardoor vetzucht ontstaat.
Lees ook
Artikelgegevens
- Dit artikel is eerder geplaatst in Lacta Magazine, Jaargang 1 nummer 1 – 2004; Overgenomen met toestemming van de redactie