Nu het aftellen naar de geboorte van ons tweede kindje echt is begonnen (nog een week!) denk ik ook regelmatig terug aan alle gebeurtenissen rond de bevalling van onze blakende zoon, ruim twee jaar geleden. Met een lach en een traan. Letterlijk met een traan omdat enkele weken voor hij ter wereld kwam mijn enige zus overleed aan kanker. Met de kraamtranen kwam ook het grote verdriet over dat verlies dubbel hard aan, juist in die prille dagen als moeder. Een makkelijke of fijne bevalling was het ook al niet, dus ook op dat gebied had ik wel wat te verwerken.
Met een trotse glimlach denk ik echter terug aan de borstvoeding van mijn zoon. Na een aarzelende start tijdens de eerste dagen in het ziekenhuis, begon thuis de melk te stromen en zoon gulzig te drinken en te groeien.
Natuurlijk kijk ik er naar uit ook ons tweede kindje te gaan gaan voeden en ook het liefst zo lang als we er allebei zin in hebben. Inmiddels weet ik wel veel meer over borstvoeding maar vooral over wat er allemaal mis of moeilijk kan gaan. Ik zou bijna zeggen dat ik heerlijk onwetend was, die eerste ronde.
Ik had me wel voorbereid en ingelezen, dus de voorlichtingsavond over borstvoeding van het kraamcentrum was destijds vooral voor mijn echtgenoot een eye-opener. Omdat hij al vader was van twee kinderen, voelde hij zich meer specialist dan ik op het gebied van baby’s, bevallingen en alles wat er bij hoort. Alleen: zijn eerste twee kinderen hadden destijds geen borst, maar de fles gekregen. Omdat dat veel handiger zou zijn. Na de voorlichtingsavond was hij echter om. Een wonder, vond hij het bijna, dat moeder natuur zo’n mooi systeem had bedacht, waarbij de samenstelling van de voeding precies op de leeftijd en de behoeften van het kindje werd afgestemd. Mijn advies dus: altijd meeslepen, zo’n sceptische partner.
Zoals met veel zaken bij het nieuwe moederschap, liep ik met voeden ook wel tegen dilemma’s aan. ‘ Hoe veel, hoe vaak?’, was eigenlijk één van de eerste. Zoon dronk veel, maar spuugde ook net gemakkelijk een deel weer uit als het blijkbaar té veel was geweest. Met de kraamhulp kwam ik tot de oplossing om hem tien minuten per borst te laten drinken, niet langer. Hoewel dat in gaat tegen de gouden regel om de eerste borst altijd leeg te laten drinken, hielp het wel. Zoon bleef regelmatig spugen, en met een achteloosheid die hij nu nog soms heeft als hij z’n eten er om wat voor reden ook weer uitkiepert, maar veel minder dan eerst.
Samen slapen, zoals wordt geadviseerd voor een goede borstvoeding, leek zo fijn. Lekker knus met zoon in het hangwiegje pal naast mijn bed. Maar bij iedere zucht of beweging zat ik met mijn hoofd in de wieg om te checken of alles goed was. Soms voordat ik goed en wel wakker was. Halverwege een onrustige nacht was de maat vol, besloten man en ik unaniem, en verhuisde zoon naar het ledikantje in zijn kamer naast de onze. Ook al was hij pas twee maanden. Minder onrust voor mij, betekende ook meer rust voor hem. En het voeden ging gewoon fijn door.
Ook de draagdoek werkte niet zo voor ons. De doek omdoen vond ik bar ingewikkeld. Ik werd er wat nerveus van en zoon dus ook. En hij kreeg het zo warm. Een goede draagzak werkte al beter, maar buiten lag hij toch meestal in de kinderwagen en thuis lekker op schoot.
Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Tijdens de 21 maanden dat ik zoon voedde heb ik veel goede adviezen gekregen, maar ook veel adviezen of gangbare opvattingen naast me neer gelegd. Als het voor ons werkte, was het goed, besloot ik meestal. Maar vaak gingen daar wel wat hoofdbrekens vooraf.
Ik had een mooi plaatje in mijn hoofd van zo’n oermoeder die overal en op ieder moment d’r borst tevoorschijn haalt en haar kind voedt. Achteloos, bij wijze van spreken, en met het grootste gemak. Liefst met één hand vrij ook, zodat ik ondertussen in een pan kon roeren, een taart kon decoreren of een boek kon lezen. Zó eenvoudig bleek het niet. Zoon was vanaf dag één erg alert en snel afgeleid.
Voeden gebeurde dus liefst thuis, op de slaapkamer, zonder anderen in de buurt. En meestal op vaste tijdstippen.
Van de tepelhoedjes die me in het ziekenhuis waren aangeraden zijn we niet meer af gekomen. Hoewel zoon aanvankelijk ook zonder kon drinken, ging het mét makkelijker voor ons allebei en hebben we het er maar bij gehouden. Net als bij dat volumineuze voedingskussen. Mijn streven is om bij de nieuwe baby net zo fijn en harmonieus te voeden als bij nummer één, maar het liefst wel zonder die tepelhoedjes en dat voedingskussen, omdat dat minder gedoe is.
Begin dit jaar weigerde zoon de borst ineens resoluut. Eerder dan ik nota bene, merkte hij aan de melk dat ik weer zwanger was. Als ik die grote knul nu zie lopen lijkt het bijna onvoorstelbaar dat hij tot voor kort nog zo knus bij me dronk. Maar ik heb er al die 21 maanden van genoten. Het was knus, het was gezellig en het was echt iets van ons. En als hij eens niet lekker was ‘s nachts of ‘s avonds, gaf het me zo’n trots en sterk gevoel dat hij na een minuut of tien drinken (of soms veel sneller) weer tevreden in slaap viel.
Ik ben nu niet alleen meer een overtuigd voorstander van borstvoeding, maar bijna op het militante af. Ouders die ik hun baby een fles zie geven zou ik er het liefst op aanspreken. Dan moet ik er maar aan denken dat ik ook mijn eigen weg heb moeten vinden, maar voor mij is er niets beters dan de borst.