Wat was ik blij (en trots!) dat dat grote gele vrouwonvriendelijke gevaarte op mijn nachtkastje vier dagen na de geboorte van Tibbe weer terug mocht naar de thuiszorgwinkel. De borstvoeding was eindelijk goed op gang gekomen en Tibbe had inmiddels de slag te pakken. We hadden dat gele monster niet meer nodig. Niet dat ik hem veel had gebruikt, maar dat vertelde ik natuurlijk niet aan de kraamverzorgster die erop toezag dat ik elke dag even mijn borsten ‘aftankte’. Wat een verschrikking. Twee van die trechters op je borsten die zich ontpopten tot ware zuigmonsters wanneer je op dat ene paarse knopje drukte.
Dat aanzetten was trouwens een hele prestatie, aangezien ik maar met twee handen geboren ben en die hadden het al druk om de trechters op hun plaats te houden. Maar hulp hierbij ging ik niet vragen natuurlijk, want ik vond het zelf al verschrikkelijk om te zien, laat staan dat ik iemand anders van dat uitzicht ging laten genieten. Nee, blij toe, dat ding ging de deur uit en alleen de baby mocht al die melk aftanken. En het enige dat me nog bleef herinneren aan het gele gevaarte was de straatnaam van de straat bij ons om de hoek: de Kolfstraat.
Natuurlijk wist ik dat ik er ooit weer aan zou moeten geloven, wilde ik weer aan het werk gaan of eens zonder baby op pad. Maar dat zou voorlopig nog wel even op zich laten wachten. Helaas kwamen het gele zuigmonster en ik elkaar weer veel sneller tegen dan gehoopt. Tibbe werd op de tiende dag na zijn geboorte ziek en moest vervolgens tien dagen in het ziekenhuis liggen in verband met de toediening van zijn medicijnen per infuus. Ik week, als kersverse en bezorgde moeder, natuurlijk niet van zijn ziekenhuisbedje en gaf hem zijn voedingen als hij daar om vroeg. Het monster, ditmaal op wieltjes, negeerde ik compleet.
Na drie nachten op een opklapbedje geslapen te hebben, terwijl ik nog mank liep van de hechtingen en nog hondsmoe was van de bevalling, gaf ik het op. Wilde ik er voor Tibbe zijn, dan moest ik zelf ook rusten en dat betekende thuis slapen. Vanaf dat moment werden het gele apparaat, dat nog steeds elke dag naar me glimlachte vanuit de hoek van de kamer, onafscheidelijk. Het betekende immers dat Tibbe ook ‘s nachts gewoon mijn melk kon blijven drinken. Weliswaar via een flesje en van een voor hem volstrekt vreemde, maar lieve zuster. Ik had er inmiddels een goed gevoel bij en wanneer ik maar kon zette ik die zuignappen aan. Weliswaar maar 1 borst per afkolfsessie zodat ik de andere hand vrij had om iets te lezen en uiteraard met een doek eroverheen, want ik vond het nog steeds niet om aan te zien. Ik besloot er mijn voordeel mee te doen en alvast een melkvoorraadje aan te leggen voor als ik straks weer zou gaan werken. Elke keer was ik weer in mijn nopjes als ik een complete voeding van 120 cc aan de zuster kon geven voor in de vriezer.
Ook thuis had ik inmiddels een geel monstertje in huis gehaald. Hij was wat vriendelijker en kleiner, maar maakte ongelooflijk veel herrie. Maar ik had inmiddels de slag te pakken en was eraan gewend geraakt. Al kolvend loop ik dan zo nu en dan door het huis: even thee zetten, nog even dit naar boven brengen. En ook gister ging het gele zuigmonstertje mee toen ik een hele dag zonder baby op stap moest. Ik moest ‘s avonds optreden tijdens een kerstconcert in een mooie oude kerk en de middag ervoor moest er nog flink geoefend worden. Tijdens mijn pauze haalde ik de kolf tevoorschijn. En nu…? dacht ik bij mezelf. Er lopen hier zo’n 25 muzikanten rond, de wc ziet er inmiddels niet meer zo fris uit, waar o waar kan ik even in alle rust mijn borsten legen. Ik besloot naar de kosteres te gaan en te vragen of er misschien nog ergens een kleine ruimte was waar verder niemand zou komen.
De kosteres, een oud vrouwtje van zeker in de zeventig jaar, vond het prachtig dat ik de baby zelf voedde en wees mij naar de gebedsruimte helemaal achterin de kerk. Ik kon het hek achter me dichttrekken en het gordijn dat ervoor hing dichtschuiven. Stilletjes sloop ik naar binnen, voelde me wat ongemakkelijk bij het tevoorschijn halen van mijn borst, het was immers een gebedsruimte, en ik zette het gele ronkende monstertje aan. En toen… toen bleek maar weer wat een prachtige akoestiek er heerst in een grote mooie oude kerk!
Tsja, die kolf en ik. Nog steeds hebben we een lichte hekel aan elkaar, maar ik heb me er inmiddels bij neergelegd. Het is de enige methode om én borstvoeding te blijven geven én te blijven werken en mijn hobby’s uit te blijven oefenen.
Van vloek tot zegen, zullen we maar zeggen.
Geschreven door Marjolein @lein_84