Laatst vertelde een collega mij hoe zijn lerares Nederlands in zijn eindexamenjaar sigaretten uitdeelde in de klas. Mijn mond viel open. Natuurlijk was dit al decennia geleden: het is ondenkbaar dat zoiets anno 2005 zou plaatsvinden. Wat een ophef zou zo’n incident nu veroorzaken bij de ouders en de schoolleiding! Waarschijnlijk zouden ook sommige leerlingen protesteren of de aangeboden sigaret verontwaardigd weigeren. Maar dit gebeurde in een tijd waarin de leraren nog mochten roken in de klas. Roken was nog geen taboe.
Deze anekdote herinnerde mij eraan hoe de houding ten opzichte van roken in pakweg de laatste vijftig jaar veranderd is. Vijftig jaar geleden werden de risico’s van roken ontkend. Rokers rookten vooral ‘voor de gezelligheid’, niet omdat tabak verslavend zou zijn. Bij feestelijke gelegenheden, zelfs op artsenbijeenkomsten, werden sigaren uitgedeeld. Jip en Janneke gingen vrolijk naar de tabakswinkel om sigaren voor Jips vader te kopen. Roken was volkomen geaccepteerd. Was toen soms nog niet bekend dat roken schadelijk is voor de gezondheid?
Toch wel. John Harvey Kellogg, de uitvinder van de cornflakes, schreef al in 1922 in niet malse bewoordingen over de gevaren van roken. Hij vertelt hoe een patiënt, die door roken ten dode opgeschreven was, zijn praktijk binnenkwam en wanhopig uitriep: ‘Waarom wist ik dit niet eerder? Waarom heeft niemand mij verteld wat tabak een mens kan aandoen? Ik had nooit gedroomd dat het schadelijk zou kunnen zijn!’.
Toch zijn de gevaren van tabak al sinds de 16e eeuw bekend. Waarom had deze man er nog nooit van gehoord? Zelfs voor degenen die niet geloven in samenzweringstheorieën moet het duidelijk zijn dat de agressieve lobby van de tabaksfabrikanten hierin een grote rol heeft gespeeld. Die lobby was zo effectief, dat het lange tijd een taboe is geweest te praten over de risico’s van roken. Met hun aanzienlijke invloed op de media, de medische wereld en de overheid hielden de fabrikanten het publiek onwetend van de gevaren. Ze vochten, en vechten, tegen reclamebeperkingen met het argument dat ze het publiek willen ‘informeren’ over de verschillen tussen de merken. Zo willen ze, naar eigen zeggen, volwassenen in staat stellen een op informatie gebaseerde keuze (‘informed choice’) te maken.
De afgelopen decennia hebben we een omslag in het denken over roken gezien. Inmiddels is roken hard op weg een taboe te worden. Toch blijkt dat de meeste rokers zich nog steeds niet bewust zijn van de gezondheidsrisico’s van roken en die zelfs glashard ontkennen. Ondanks al het reclamegeweld is ‘informed choice’ blijkbaar nog geen realiteit.
Wat heeft dit met borstvoeding te maken? Ik wil toch zeker niet beweren dat flesvoeding net zo gevaarlijk is als roken? Welnee, ik zou niet durven! Want ondanks de overstelpende wetenschappelijke bewijzen dat kinderen die flesvoeding krijgen minder gezond zijn, is het nog steeds een taboe te spreken van de risico’s van flesvoeding. De moeder die haar kind flesvoeding geeft, zou zich eens schuldig mogen voelen.
Maar wie moet zich hier schuldig voelen? Is dat de moeder die zonder enige informatie over de schadelijke gevolgen van flesvoeding besluit geen borstvoeding (meer) te geven? Of de zorgverlener die haar vertelt dat het echt geen kwaad kan een flesje te geven? Of zijn het soms de fabrikanten van flesvoeding, die zowel moeders als zorgverleners bombarderen met reclame, waarin ze benadrukken dat moeders zich vooral niet schuldig moeten voelen als ze flesvoeding geven? Juist uit antirookcampagnes is duidelijk geworden dat schuldgevoel een bijzonder krachtige prikkel is voor het maken van gezonde keuzes. Is het geen tijd dit taboe ook in de promotie van borstvoeding te doorbreken?
Zorgverleners, media, overheid, politiek, flesvoedingfabrikanten: allemaal roepen ze om het hardst dat de persoonlijke keuze van de moeder voorop moet staan als het gaat om borst- of flesvoeding. Dat klinkt heel nobel en het is een makkelijke boodschap. Maar wat zeggen ze tegen de moeder die haar baby heeft verloren aan necrotiserende enterocolitis, omdat hij geen borstvoeding kreeg? Wat antwoorden zij op haar wanhopige uitroep: ‘Waarom wist ik dit niet eerder? Waarom heeft niemand mij verteld wat flesvoeding een mens kan aandoen? Ik had nooit gedroomd dat het schadelijk zou kunnen zijn!’?